Noten: A.J. BARTH EN DRS. A.L. KORT militair hospitaal in te richten, maar die gaven geen krimp. De stad kon het manhuis daarvoor gebruiken, maar zij bleven eigenaar wat hen geen windeieren legde. De Raad van State, belast met zaken van oorlogsvoering, ging akkoord met de inrichting tot hospitaal. De in het gebouw aan wezige ouden van dagen konden zelf nieuwe huisvesting zoeken. Het aantal gewonden was op zeker moment zo groot dat ook Slot Ostende in gebruik werd genomen als militair hospitaal. (21) In de daarop volgende jaren moest het stadsbestuur herhaalde malen optreden tegen de eigenaren en gebruikers van het manhuis. Al in 1745 bepaalde het dat slechts Goesenaren verblijf mochten houden in het complex. Daaraan werd niet altijd de hand gehouden. In 1760 kregen de eigenaren nogmaals die bepaling opgelegd, zij het dat de nog altijd in garnizoen liggende soldaten ook moch ten blijven. Het verblijf werd aan een vergunning van het stadsbestuur gebonden. In 1764 bepaalde het dat personen, die zonder die vergunning in het gebouw aanwezig waren, zonder pardon moesten verdwijnen. In 1767 probeerden burgemeesters en schepenen aan alle problemen een eind te maken door het manhuis aan te kopen. Dat mislukte evenwel. (22) In 1787 kocht de stad de helft van het complex terug van de toenmalige eigenaar Johannis de Kooning. Het gebouw was toen als kazerne in gebruik. In dat jaar vonden in Goes ernstige onlusten plaats tussen prinsgezinden en patriotten, wat legering van militairen tot gevolg had. De opbrengst van deze inkwartiering en die van de huisvesting van ouden van dagen werd door De Kooning met de stad gedeeld. Toen kwam er ook weer een college van regenten en regentessen. (23) Die kazemefunktie bleef bestaan tot de omwenteling in 1795. De nieuwe stadsbestuurders meenden dat het gebouw zo gunstig mogelijk zou kunnen worden benut voor de huisvesting van ouden van dagen, passanten en dergelijke, maar algauw herkreeg het gebouw zijn kazemefunktie. Men beperkte de huisvesting van particulieren tot een minimum. Het aantal voornamelijk Franse mili tairen dat in Goes in garnizoen lag, was zelfs zo groot dat ook het gebouw van de Latijnse School aan de Beestenmarkt voor inkwartiering werd gebruikt. In 1796 was Goes even van de militairen verlost, maar vanaf 1797 was het weer raak. Er werd een commissie van cazernering" in leven geroepen die de legering in goede banen moest leiden. De Fransen trokken zich daarvan echter niet al te veel aan. De legeringskosten werden eerst na verloop van jaren voldaan. Voor zover onze gegevens strekken, brak er in 1806 een epidemische ziekte uit in het Manhuis. Voor de lijders aan deze ziekte nam men een apart hospitaal in gebruik. Na twaalf weken waren zesenveertig van de opgenomen zieken hersteld. Het stadsbestuur besloot het hospitaal weer op te heffen en ontsloeg het personeel. J. Limburg kreeg een aanstelling als toezichthouder op de reinheid in het manhuis gebouw. In 1808 tenslotte, kocht het stadsbestuur de weduwe van Jan de Kooning uit, die het tehuis samen met het stadsbestuur had geëxploiteerd. Het gebouw kwam toen in handen van de commissie voor kazernering en werd in dat jaar aanzienlijk opgeknapt. (24) In 1655 bracht men boven de ingang van het tehuis de volgende spreuk aan: ,,Tot hulp en troost van man en vrouw Is opgherecht dit nieu ghehouw In Ruste ider hier sijn tijt en 't eijnde van sijn leve slijt." Onze beschrijving van de geschiedenis van het manhuis maakt duidelijk, dat dat in de periode 1628 tot 1808 maar ten dele is opgegaan. 1. Verzameling Keetlaer, inv.nr. 31a, fol. 56r 2. Idem, fol. 56v 3. BAG, inv. nr. 1, ongefol. 4. BAG, inv. nr. 83, ongefol. 5. ASG, inv. nr. 3105, rekeningen van ontvangsten en uitgaven van het oudemanhuis, 1658-1667. 6. ASG, inv. nr. 13, fol. 3r 7. ASG, inv. nr. 3105 160

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1991 | | pagina 162