A.J. BARTH EN DRS. A.L. KORT Het convent van de Zwarte Zusters, of Cellezusters zoals ze ook werden genoemd, was gevestigd aan de Singelstraat. Wanneer het in Goes gekomen is, weten we niet. Evenmin weten we iets van de grootte. De kloosterzusters hielden zich voornamelijk bezig met wijkverpleging. Een zieke kon een kloosterzuster bij zich ontbieden voor verzorging. Daarvoor betaalde men dan. Het convent is geruisloos uit Goes verdwenen. De kloostergebouwen benutte men voor de stichting van het wees huis in 1628, waarover later meer. De kapel van het klooster werd na de Reformatie in gebruik genomen als Franse of Waalse kerk, die men in 1821 verbouwde tot wezen-armenschool. Het derde klooster in Goes was dat van het convent van Sint Agnes. Het dateerde waarschijnlijk uit dezelfde periode als het klooster van de kruisbroeders, een conclusie die door in 1986 verricht archeologisch onderzoek wordt bevestigd. De zusters van dit convent hielden zich bezig met de verzorging van zieken, daklozen en passanten. Het kloostercomplex was gevestigd aan de Oostwal. Daaraan was net als bij de andere kloosters een kapel verbonden, die na de Reformatie, in de zeventiende eeuw, als protestants kerkgebouw in gebruik werd genomen. Wij kennen de namen van enkele abdissen van het convent. Van 1490 tot 1506 was dat Cornelia Adriaanse van der Nisse, van 1506-1519 Cornelia Pieters, van 1523-1551 Magdalena Gandolffs en in 1589 was dat Susanna Hendriks, die trouwde met de laatste abt van het Kruisbroedersklooster, Hendrik van Venloo. Het stadsbestuur verzocht dit echtpaar toen de goede gang van zaken in het Gasthuis te willen verzor gen. Het convent bezat op Zuid-Beveland ruim tweehonderd gemeten grond (circa 90 ha). In Goes bezat het huizen in de directe omgeving van het klooster, in de Korte Nieuwstraat (thans de Pijn- torenstraat) en in de Wijngaardstraat. Ook was het rijk aan legaten en fundaties. In 1546 werden die geadministreerd door Frans Janssen, die op het eerste blad van het door hem aangelegde administratieboek schreef: ..Dit Register heeft Frans Janssen Hoorter geschreven in het Jaar Anno duijsend vijfhonderd en ses en veertig, God wil't hem betaalen en stellen hem in 't hoek des levens hierboven Amen." Men heeft dit klooster na de Reformatie laten uitsterven. Het stadsbestuur onder hield de overgebleven kloosterzusters uit de opbrengsten van de goederen van het klooster. Het Agnietenklooster vervulde in Goes de taak van ziekenhuis en bejaardentehuis, al mag men die begrippen niet in de moderne zin van het woord opvatten. Het stadsbestuur benoemde jaarlijks drie gasthuismeesters, die zich belastten met de administratie van het klooster en zijn goederenbezit. In 1451 waren dat Pieter Janszn Cock, zijn broer Laurus en Pieter Hartszn. (9) Hoe de dagelijke gang van zaken in het gasthuis van het Agnietenklooster verliep, weten wij niet. De bepalingen ten aanzien van daklozen en passanten zijn zeer summier. In de voorbodenboeken van de stad Goes komt een ordonnantie op het gasthuis voor uit de vijftiende eeuw, doch die bevat slechts de regeling dat alleen bewoners van het gasthuis 's winters bij het vuur mogen zitten. In de zestiende eeuw werd deze ordonnantie uitgebreid met de bepaling dat niemand langs de huizen van de stad mocht gaan met het doel om voor arme mensen of pelgrims te collecteren tenzij hij toe stemming had gekregen van burgemeesters en schepenen. (10) Rond de Hervorming Kunnen we in algemene zin gesproken de vijftiende eeuw karakteriseren als de Gouden Eeuw van Goes, de zestiende laat een geheel ander beeld zien. De Hervorming, de oorlogen, de in 1568 begonnen Opstand tegen het Spaanse gezag zijn factoren die ongetwijfeld repercussies hebben gehad op het godsdienstige, economische en sociale leven in Goes. Het is echter vooral de brand van 1554 geweest, die heeft geleid tot een totale verarming van de stad. Ongeveer driekwart van het aantal overwegend houten huizen brandde toen af en een groot deel van de bevolking trok weg. Karei V moest in financiële zin te hulp snellen, wilde de stad niet tot ondergang gedoemd zijn. Hij deed dat door vrijstelling van betaling van belasting toe te staan. In 1572 doorstond Goes tot twee maal toe een beleg van de Geuzen. Dit had een immense druk door inkwartiering van Spaanse soldaten tot gevolg. Walcheren was toen al geheel in handen van de Geuzen. In 1577 sloot de Prins van Oranje een Satisfactie" met de stad - een verdrag, waarbij Goes overging naar het kamp van 14

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1991 | | pagina 16