DE GESCHIEDENIS VAN HET GASTHUIS kalven en schapen." Voor ontbijt en avondmaal werd broodpap verstrekt. Dan kwamen er ook wel boterhammen, boter en kaas op tafel, maar alleen wanneer de prijzen daarvan laag waren. Granen moest men zo goedkoop mogelijk inkopen en het verbruik ervan moest men nauwgezet bijhouden. In de periode van 1738 tot 1742 was er ook veel te veel turf verbruikt. Dat werd voor verwarmings doeleinden aan banden gelegd. Wie turf verkwistte, werd zonder pardon het huis uitgezet. Met stoken zou men pas beginnen op 1 oktober en dan nog maar mondjesmaat. Pas in de koude maanden mocht men meer turf gebruiken. Het reglement werd gedrukt en in de ruimten van het gasthuis opgehangen.(12) Van problemen binnen het bestuur van het gasthuis maken de bronnen tot 1795 geen melding. Op 21 februari van dat jaar werden de burgers Ossewaarde, De Craane en Dominicus benoemd tot provisionele regenten. De zittende funktionarissen van het oude regiem kregen een bedankje. Ossewaarde verliet dat college al vrij spoedig. In september stelde men .burger" Van der Hoek in zijn plaats aan. De rentmeester van het tehuis, J.W. de Jongh. kreeg opdracht de rekening van inkomsten en uitgaven over te leggen. Er bleek toen wel het één en ander aan de hand te zijn. De Jongh moest keer op keer worden aangemaand. In 1796 riep het stadsbestuur een commissie in het leven om alle zaken over het gasthuis te inventariseren, nadat het regentencollege en bloc had bedankt. Ook J.W. de Jongh verdween van het toneel. Hij kreeg op eigen verzoek ontslag. In zijn plaats benoemde men op 26 maart 1796 Z.M. Rimmers. Dat bleek echter de verkeerde keus. Hij kreeg al op 30 april een aanmaning alle bescheiden in te leveren op straffe van gijzeling. A. van der Thoorn werd weer in zijn plaats benoemd. Niemand mocht meer met Rimmers zaken doen. Men verdacht hem ervan geknoeid te hebben met effecten van het gasthuis. Ook zou er goud en zilver werk ontvreemd zijn, althans, er zou een op deze zaak betrekking hebbende kwitantie ontbreken. Op 30 december 1797 kwam het stadsbestuur tot de conclusie dat deze zaak nog steeds niet opgelost was. Het gasthuisbestuur kreeg opdracht klaarheid te brengen. Was er nu wel of geen sprake van Uittreksel uit de oudste kadastrale kaart van Goes, 1832, waarop het gebouwencomplex van het Gasthuis staat afgebeeld. 173

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1991 | | pagina 175