DE GESCHIEDENIS VAN DE ARMENZORG de Prins. Daarin bepaalden beide partijen onder meer dat de rooms-katholieke godsdienst onverkort bleef gehandhaafd. De Reformatie had in Goes en op Zuid-Beveland nauwelijks wortel geschoten. De Prins had in die eis van de stad bewilligd, zeer tegen de zin van het protestantse Walcheren. Van die zijde oefende men druk uit op het stadsbestuur. Na een hoop geharrewar kwam het op 4 oktober 1578 tot een verlate beeldenstorm in de Grote Kerk. De protestanten namen het Godshuis in gebruik en de katholieken gingen voor meer dan twee eeuwen de schuilkerk in. Wederom onder ging Goes een aderlating, omdat vele katholieken naar Vlaanderen trokken. Daar stond echter tegenover dat protestanten uit Vlaanderen zich in Goes en op Zuid-Beveland vestigden. (11) De rooms-katholieke instellingen, zoals de kloosters en de kerk zelf, waren doorgaans rijk aan aardse goederen. Deze werden beheerd door functionarissen aangesteld door de stadsbestuurders en voor wat het platteland betreft door de ambachtsheren. Die waren bij de omwenteling in hoofdzaak katholiek gebleven, waardoor moeilijkheden ontstonden met het inmiddels protestantse college van Gecommitteerde Raden dat in Middelburg zetelde. In 1575 had het stadsbestuur van Goes al getracht ontheven te worden van het beheer over de goederen van het Kruisbroedersklooster. Het richtte daartoe een verzoek aan de Elect van Middelburg. Jan van Strijen, die daarin bewilligde. Burgemeesters en schepenen besloten bovendien de goederen van het Agnietenklooster te com bineren met die van de Heilige Geestmeesters, totdat betere tijden zouden aanbreken. (12) Toen in 1577 de Satisfactie met de Prins tot stand was gekomen, werd Comelis Mertensse Krijger die door van Strijen met het beheer was belast, van die taak ontheven. Het stadsbestuur nam die weer voor zijn rekening. Gecommitteerde Raden zagen dat met lede ogen aan. Zij trachtten te voor komen dat deze goederen in katholieke handen zouden blijven. Het stadsbestuur beriep zich op de Prins van Oranje en wees op de bepalingen van de Satisfactie betreffende de godsdienst. De Prins koos de kant van het stadsbestuur, maar zond wel Willem van Cats naar stad en platteland om alle zaken waarop het etiket „rooms-katholiek" stond geplakt in goede banen te leiden. Beeldenstorm en plundering moesten voorkomen worden. Alle kerkelijke roerende en onroerende goederen moest men op lijsten schrijven. De coup van de protestanten in Goes deed het stadsbestuur het actieve verzet tegen Gecommitteerde Raden staken, hetgeen ongetwijfeld tot verbittering bij de rooms- katholieke ambachtsheren op Zuid-Beveland zal hebben geleid. Toch zou voor het provinciaal bestuur niet alles probleemloos verlopen. Goes pleegde vooral lijdelijk verzet. Floris Schaeck, door de provincie aangesteld als baljuw ondervond dat, toen hij trachtte Jan Fortssen ter Vesten te dag vaarden omtrent de beheerskwestie. Het stadsbestuur stak daar een stokje voor. Roerende kerkelijke goederen als goud. zilver en juwelen moesten worden ingeleverd maar daar kwam niets van terecht, evenmin van het inleveren van overbodige kerkklokken die men in Goes zou omsmelten tot kanonnen. De tegenwerking was nog groter waar het de onroerende goederen van de kerken en kerkelijke instellingen op geheel Zuid-Beveland betrof. Het ging in deze aangelegenheid niet alleen om een geloofskwestie, ook de aantasting van oude ambachtsheerlijke rechten was in het geding. Zuid- Beveland en Goes hadden een opgelegde Reformatie te verwerken gekregen. Het ging om het behoud van het oppertoezicht over de kerk en haar goederen. In 1581 kwam daarover een akkoord tot stand. De kerkelijke goederen kwamen in handen van de protestanten, maar de ambachtsheren behielden het benoemingsrecht van kerkelijke functionarissen. Wat de goederen van de Heilige Geestmeesters betreft, daarover bepaalde men dat de zaak zou blijven zoals die was. Alleen moest de helft van de meesters van de gereformeerde religie zijn. Kwam het voor dat er in een bepaalde plaats onvoldoende protestanten waren, wat op het platteland vooreerst zeker het geval was, dan kon met minder dan de helft worden volstaan. In Goes besloot het stadsbestuur in 1584 het getal Armmeesters, zoals de Heilige Geestmeesters toen genoemd werden, van drie op vier te brengen. Twee leden moesten protestant zijn. In 1587 nam het stadsbestuur het besluit dat ze alle vier de nieuwe religie moesten zijn toegedaan. Overigens zou er in 1609 en 1610 nog een conflict ontstaan tussen baljuw Jacob de Witte en andere stadsbestuurders over de benoeming van personen van de protestantse dan wel de katholieke religie in het stadsbestuur. (13) Wij vermeldden reeds dat de stedelijke autoriteiten hadden besloten om de goederen van de Arm- 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1991 | | pagina 17