EPILOOG De St. Jacobstraat was het eerste projekt uit een lange rij. In de eerste helft van de jaren tachtig werden vervallen panden aan de Dijkstraat, 's-Heer Hendrikskinderenstraat en Rozemarijnstraat gekocht, gerenoveerd en verhuurd. In de tweede helft van dat decennium werden monumentale pan den aan de Bierkade, Vlasmarkt, Wijngaardstraat, Rijfelstraat, Grote Kade en Geertesplein (Kloetinge) gekocht en, na grondig te zijn opgeknapt, in verschillende appartementen verhuurd. Als laatste aanwinst van de Stichting kunnen we de voormalige houtloodsen aan de Zouterij en de A. Joachimikade noemen. Deze werden in 1988 en 1989 gerenoveerd en als woningen in gebruik genomen. Met het verwerven en opknappen van oude en merendeels vervallen panden en het rehabiliteren van straten stuitte de Stichting vaak op enorme problemen. Laten we het projekt 's-Heer Hendrikskinderenstraat eens nader bekijken. In de jaren zeventig verkeerde deze straat, zoals trouwens zo vele in Goes-Noord, in een deplorabele staat. „De panden zijn"zo lezen we in een bericht uit de PZC, ,,de afgelopen jaren in een snel tempo verkrot. Niet alleen doordat de tand des tijds zijn knagende werk deed: diefstallen van waardevolle materialen, zoals oude tegels, balken en dergelijke hebben er ook hun steentje aan bijgedragen." Dat er snel aktie moest worden ondernomen, stond voor de Stichting als een paal boven water. In hetzelfde PZC-artikel, dat als veelzeggende titel „Voor restauratie in Goes geen uitstel mogelijk" meekreeg, beklaagden voorzitter W.F. den Herder en secretaris-administrateur R.Th. Scheepe zich over de laksheid waarmee het gemeentebestuur optrad. Het was in hun ogen de gemeente die de 's-Heer Hendrikskinderenstraat „jarenlang (had) laten verpauperen" en het was dan ook niet meer dan billijk dat zij samen met de Stichting de kosten van een grondige opknapbeurt zou dragen. De Stichting kwam met het volgende plan: drieëntwintig beeldbepalende panden moesten in hun oorspronkelijke staat worden teruggebracht en voor twaalf huizen diende men vervangende nieuw bouw te plegen. Als bewonersgroep dacht de Stichting niet zozeer aan traditionele gezinnen, dan wel aan één- en tweepersoonshuishoudens. (6) Al spoedig werd duidelijk dat met de totale investering een bedrag van vijf tot zes miljoen gulden was gemoeid. De Stichting maakte de gemeente duidelijk dat ze bereid was te restaureren"maar, zo vervolgde ze, „dat moet dan op voldoende wijze door de gemeente mogelijk gemaakt worden." (7) Ook andere instanties dan de gemeente werden benaderd met het verzoek financieel over de brug te komen. Geldelijke toezeggingen lieten echter geruime tijd op zich wachten. Nog in december 1980 - we zijn inmiddels een jaar verder - had men geen enkele zekerheid dat er van welke instantie dan ook subsidie zou binnenkomen. Ook het gemeentebestuur toonde zich aanvankelijk niet bereid het tekort, dat werd geschat op één miljoen voor zijn rekening te nemen. Geen wonder dat de Stich ting zich aan het einde van 1980 pessimistisch uitliet over de nabije toekomst: het was „objectief geredeneerd onmogelijk onder de huidige situatie en voorwaarden tot rehabilitatie over te gaan." (8) In januari 1981 bleek evenwel een belangrijke opening te zijn gevonden. Een bezoek aan „Monu mentenzorg" leidde ertoe dat de Stichting een forse subsidie in het vooruitzicht werd gesteld onder de voorwaarde dat ze de statuten zodanig zou veranderen, dat ze uitsluitend een monumenten stichting zou zijn „en niet tevens in het belang van de volkshuisvesting werkzaam" zou zijn. Vreugde bij het bestuur. Niets leek „meer in de weg te staan om het nieuwe projekt aan te pakken." (9) Slechts een eenvoudige kunstgreep was nodig om subsidie te verwerven. In februari werd beslo ten naast de bestaande Stichting Maatschappelijke Belangen een aparte „Stichting tot behoud en ondersteuning van monumenten te Goes" op te richten. (10) Het duurde nog bijna een jaar voordat de eerste concrete subsidietoezegging binnenkwam. In november 1981 kwam het ministerie van Volkshuisvesting met een bedrag van zes ton over de brug. Weldra volgden ook de andere instanties, zoals het ministerie van CRM, de provincie en de gemeente. De laatste droeg ruim negen ton bij. (11) In februari 1982 begon men met de sloop van de panden; in augustus merkte het bestuur van de Stichting op, dat de „werkzaamheden volgens de planning" verliepen. In november van dat jaar werden de eerste woningen opgeleverd. (12) Een jaar later waren alle panden aan de 's-Heer Hen drikskinderenstraat voor bewoning geschikt. 181

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1991 | | pagina 183