BIJLAGEN Bijlage 1 Beroepen van de bedeelden in Goes (1853) Het betreft hier huiszittende armen, de beroepen van de inwonende kinderen niet meegerekend. Beroep Aantal Door BA (relat.) Veldwerker 42 35 15,1 Arbeider 35 13 12,6 Arbeidster 27 22 9,7 Werkster 21 8 7,6 Schuurster 19 11 6,8 Kadewerker 16 9 5,8 Naaister 15 1 5,4 Veldwerkster 16 (bij 22) 5,8 Leurster 12 9 4,3 Thuiswerkster 12 12 4,3 Leurder 5 1 1,8 Schoenmaker 5 4 1,8 Kleermaker 4 2 1,4 Schilder 4 1 1,4 Baker 5 - 1,8 Landloper/bedelaar 4 3 1,4 Visvrouw 3 2 1,1 Mandemaker 2 1 0,7 Timmerman 2 - 0,7 Vlaswerker 2 1 0,7 Opperman 2 1 0,7 Sjouwer 2 1 0,7 Kleine winkelier 2 - 0,7 Weefster 3 3 1,1 Prenteknipper 1 1 0,4 Stoelmatter 1 1 0,4 Loodgieter 1 - 0,4 Rietdekker 1 - 0,4 Smidsknecht 1 - 0,4 T uinwerker 1 - 0,4 Turftonder 1 - 0,4 Visser 1 1 0,4 Ketellapper 1 1 0,4 Kuiper 1 1 0,4 Speelman 1 1 0,4 Soepkoker 1 - 0,4 Smid 1 - 0,4 Grafdelver 1 1 0,4 Brouwersknecht 1 - 0,4 Bakkersknecht 1 - 0,4 Metselaar 1 1 0,4 Breister 1 - 0,4 278 148 100 185

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1991 | | pagina 187