A.J. BARTH EN DRS. A.L. KORT
meesters en die van het Gasthuis te verenigen, om na verloop van tijd. wanneer alles weer beter zou
gaan, die weer te scheiden. Wij weten niet of dat tevens geleid heeft tot een samenvoeging van
Gasthuis- en Armmeesters tot één college. Het besluit maakt wel duidelijk dat de Goesenaars barre
tijden beleefden. Grote uitgaven voor bijstandsverlening zullen niet gedekt zijn geweest door
inkomsten uit landerijen.
Toen de Geuzen en de Spanjaarden elkaar Goes en Zuid-Beveland betwistten, waarbij Kloetinge in
1572 tot tweemaal toe werd platgebrand, raakten tallozen have en goed kwijt. Zij vervielen tot de
bedelstaf, zwierven overal rond, kwamen door de stadspoorten de stad binnen en stalen daar als de
raven. Kinderen raakten hun ouders kwijt en moesten door de Armmeesters worden verzorgd. Ook
het gasthuis kon de stroom nauwelijks aan. Het stadsbestuur besloot orde op zaken te stellen met de
afkondiging van een ordonnantie ter wering van vagebonden en ander ,,Quaed gheboufte." Het ver
dubbelde de wachten in de stad. De stadspoorten werden al om zeven uur 's avonds gesloten en
niemand kwam er dan meer in of uit. Groepjes van acht man. bestaande uit twee schutters en zes
burgers, patrouilleerden 's nachts in de stad en bij onraad moesten de burgers een lantaarn met een
brandende kaars uit het raam hangen om de dienaars van de baljuw bij te lichten. Moest men
's avonds als eerzaam burger over straat, dan was men verplicht een brandende lamp bij zich te
dragen. In de desbetreffende ordonnantie ontbrak een bepaling ter bescherming van de katholieke
geestelijkheid niet. Wanneer de baljuw en zijn dienaars zwervers in hun kraag pakten, dan werden
die zonder pardon de stad uitgezet. (14)
Toch bleef men, vooral in de laatste decaden van de zestiende eeuw veel hinder ondervinden van
zwervers. In 1573 publiceerde het stadsbestuur opnieuw maatregelen tegen bedelaars. Het vragen
van een aalmoes werd ten strengste verboden op straffe van geseling. In 1577 vaardigde de Rent
meester-generaal van Zeeland een verbod uit op vagebonderen, dat geheel Zuid-Beveland betrof.
Veel haalde het klaarblijkelijk niet uit, want al in 1578 kondigde het stadsbestuur nog eens een
ordonnantie af op de wering van bedelaars, waarbij onderscheid gemaakt werd tussen Goesenaars
en niet-Goesenaars, en waarin strenge straffen werden bepaald. In 1579 kregen de Armmeesters
toestemming om wekelijks langs de huizen van de ingezetenen van Goes te gaan met een collecte
bus. Vooral het aantal kinderen dat door hun ouders in de steek was gelaten en langs de straten
zwierf, was zeer groot. Het ontbrak de Armmeesters aan voldoende fondsen om ze te voeden en te
huisvesten. De armen kregen toestemming om te bedelen langs de kortste weg tussen twee stads
poorten, daarna moesten ze de stad weer uit. Dat gebod werd rond 1583 nog eens herhaald, met de
bepaling erbij dat dat alleen van tien uur 's morgens tot één uur 's middags mocht. (15)
In 1578 wendden de Armmeesters zich tot de Prins van Oranje en vroegen hem om de goederen
van het Kruisbroedersklooster. Zij deelden hem mee dat de uitgaven de inkomsten verre over
troffen. Het vragen van aalmoezen aan de burgers van de stad was zinloos. De bevolking was arm.
Bovendien was het aantal wezen ontstellend groot. Dergelijke kinderen zwierven maar wat rond en
groeiden, ontheemd, voor galg en rad op. De Armmeesters hadden ervoor gezorgd, dat ze in ieder
geval behoorlijke voeding kregen en dat er een schoolmeester en dito juffrouw was aangesteld om
de kinderen te leren lezen en schrijven en ze zo van de straat te houden. Ook zouden ze de moge
lijkheid krijgen om een vak te leren, zodat ze later oppassende burgers zouden kunnen worden. Dat
kostte zo ontzettend veel dat de goederen van het Kruisbroedersklooster een welkome bron van
inkomsten zouden kunnen zijn. De Prins stemde met het verzoek in en schonk de Armmeesters van
Goes de landerijen van het klooster in Abbenbroek op Voorne-Putten. Eerst in 1617 echter zouden
de Staten van Holland in financiële zin over de brug komen met een bedrag van 3200,-, dat op
interest werd weggezet. De landerijen zelf te Abbenbroek zijn nimmer ten voordele van de armen
van Goes gebruikt. 16)
In 1581 kregen de Aimmeesters een onverwachte meevaller. Pieter Jasperse van Dalen, één van de
Goese burgemeesters, lag op 28 november van dat jaar, ziek te bed in het huis ,,.lhesus" tegenover
de Munt in Antwerpen. Hij ontbood notaris Cornelis Houck aan wie hij zijn laatste wil kenbaar
maakte. Zijn testament maakt duidelijk, dat hij van harte de rooms-katholieke religie was toe
gedaan, wat hem overigens niet belette om de armen van het inmiddels protestantse Goes te
16