DE GESCHIEDENIS VAN DE ARMENZORG
en dat de ware arme niet behoefde te bedelen, want die kon met recht een beroep doen op de arme-
kas. Was het dan onmogelijk om de bedelarij te beletten, of was dat onchristelijk? Een goed politie
toezicht zou de bedelarij kunnen uitbannen en dat was ook zeker niet onchristelijk, want men kon
zijn milddadigheid ook betonen aan de Annmeesters, die er dan voor zorg droegen dat de liefde
gaven op de juiste plaatsen terecht kwamen. Bedelaars kon men laten staan. Dat men uit christelijk
oogpunt deze lieden zo graag wat geld gaf, was naar Van de Spiegels mening een overblijfsel uit de
Voorreformatorische periode, een bygeloove onzer Voorouderen, voor de Hervorminge."
Titelblad van het boekje van Van de Spiegel, dat in 1780 verscheen, over armoede en bedelarij in
Goes en op Zuid-Beveland.
25