A.J. BARTH EN DRS. A.L. KORT bestuur zich af. Het antwoord was simpel: de hervormde predikanten weigerden godsdienst onderwijs aan de anne kinderen, omdat de kans niet denkbeeldig was dat zij, eenmaal lidmaat geworden, ten laste van de diaconiekas zouden komen. De diaconie, die rond het midden van de vorige eeuw toch al in financiële moeilijkheden verkeerde en niet buiten subsidie van het stads bestuur om kon, zou deze last niet kunnen dragen. Het armbestuur zag voor dit probleem slechts één oplossing: een nauwe samenwerking tussen beide armenzorginstanties, die, zoals we nog zullen zien, in 1854 onder druk van het gemeentebestuur werd gerealiseerd. (24) De armen zijn gelijk kinderen, die streng moeten worden aangepakt Waren bedeling, werkverschaffing en onderwijs er op gericht de arme mensen in zekere zin te ver heffen, dit gold zeker niet voor de vele repressieve maatregelen, die stads- en armbestuur tegen de armen troffen. In tijden van onrust en crisis waren de armbestuurders bang dat Goes overspoeld zou worden door allerlei lieden van buiten de stad, die wellicht een beroep zouden doen op de plaatselijke liefdadig heid. Zo verzochten de armbestuurders in 1830 de stedelijke autoriteiten iets te doen tegen de komst van vele vluchtelingen uit de zuidelijke provincies, van wie verwacht werd dat ze binnen de kortst mogelijke keren bij het armbestuur om hulp zouden aankloppen. (25) In 1847, een jaar van economische crisis, schreef het armbestuur dat vele passanten van buiten landse afkomst onder allerlei, soms valsche voorwendsels en met leugenachtige opgaven omtrent namen, woonplaatsen en omstandigheden, onderstand en reisgeld vragen." Om de toeloop naar de stad enigszins af te remmen stelde het stadsbestuur hetzelfde jaar nog een verordening vast, waarin de .vreemdelingen"alvorens ze zich in Goes vestigden, werden verplicht zich eerst bij de politie commissaris te vervoegen. Hij bepaalde of ze een verblijfsvergunning kregen. (26) Deze maatregel sorteerde kennelijk weinig effect, getuige het feit dat vijf jaar later de armbestuurders wederom klaagden over de komst van vele immigranten. Geregeld, zo verzuchtten ze in 1852, vroegen .vreemde arbeiders" om onderstand, „voorgevende geen werk te kunnen bekomen aan het te gra ven kanaal door dit eiland, of bij de inpoldering van schorren, of van dat werk te zijn ontslagen, of wel door ongesteldheid verhinderd te worden hetzelve te verrigten." Het armbestuur verzocht de gemeente de helpende hand te reiken daar inwilliging van de vele aanvragen om onderstand te kostbaar was en afwijzing tot onaangename gevolgen" kon leiden. De politiecommissaris beloofde het armbestuur maatregelen te nemen tot hunne dadelijke verwij dering buiten de gemeente." (27) In hoeverre deze maatregelen het beoogde effect hadden, weten we niet. Wel kwam aan de toevloed van de vele „vreemdelingen" in de jaren zestig en zeventig een einde, maar dit zal eerder het gevolg zijn geweest van de verbeterde ekonomische situatie dan van het optreden van de lokale overheid. Perioden van crises leidden niet alleen tot een toeloop van vreemdelingen naar de stad, ook de bedelarij onder vele stedelingen nam zienderogen toe en plaatste het armbestuur voor de nodige problemen. In de jaren veertig van de vorige eeuw traden de autoriteiten hard op tegen bedelaars. Een paar voorbeelden. In 1842 werden twee gezinnen op beschuldiging van bedelarij en landloperij veroordeeld en zonder pardon opgestuurd naar de bedelaarskolonie in het Drentse Veenhuizen. (28) Hetzelfde gebeurde vijf jaar later, in 1847, met vijf volwassen personen. (29) Toen ook werden voor het eerst kinderen op transport gesteld richting Veenhuizen. Het ging hier om een tragische gebeurtenis, daar de arm bestuurders de tien verlaten kinderen in feite bestraften voor het gedrag van hun ouders. Het arm bestuur waarschuwde dat het opsturen van de kinderen naar de bedelaarskolonie „ten afschrik van anderen zal verstrekken, om hunne kinderen aan de publieke weldadigheid over te laten." Het gemeentebestuur juichte de handelswijze van de armverzorgers dan wel niet toe, het ging wel akkoord, omdat het wilde „zien van welken invloed deze maatregel in het vervolg zijn zal." Het enige bezwaar, dat het gemeentebestuur aanvoerde, was van financiële aard: het vond de uit- 48

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1991 | | pagina 50