DE GESCHIEDENIS VAN DE ARMENZORG van kerkelijke of bijzondere instellingen van weldadigheid kunnen erlangen, en dan slechts bij vol strekte onvermijdelijkheid." De nieuwe armenwet, die tot 1912 zou gelden, legde de gemeente de verplichting op ieder jaar een maximumbedeling vast te stellen. Hiermee was echter geen einde gemaakt aan de willekeur waaraan de bedeelden waren onderworpen. Hetzelfde wetsartikel immers bepaalde, dat de gemeenteraad het vastgestelde maximum kon wijzigen ..indien buitengewone omstandigheden dit nodig maken." Voor de plaatselijke armenzorg had de Armenwet-1854 twee belangrijke gevolgen. Het eerste was dat de hervormde diaconie, die volgens de wet als .kerkelijke instelling van weldadigheid" moest worden aangemerkt, strikt gescheiden werd van het Algemeen Armbestuur. Van de eerder dat jaar voorgenomen samenwerking kwam dus niets terecht. Opgelucht konden de diakenen adem halen. Soetbrood Piccardt, voorzitter van de kerkeraad, schreef in november 1854, dat een gemengd" armbestuur of een diaconie, die, zoals in het verleden het geval was, uitsluitend door middel van subsidies kon opereren „doodelijk voor de liefdadigheidwas. In dezelfde brief maakte hij dui delijk welke strategie de hervormde armenzorg in de toekomst zou voeren en die nog tot vele conflicten met het burgerlijk armbestuur aanleiding zou geven: „de Diaconie (zal) slechts zooveele armen bedeelen als kunnen ondersteund worden; -terwijl zij de zorg voor de overigen, als hare krachten te boven gaande, voor alsnog zal moeten overlaten aan het Burgerlijk Armbestuur." Het tweede gevolg van de nieuwe Armenwet was dat de Goese gemeenteraad een nieuwe veror dening op het Algemeen Armbestuur vaststelde. De nieuwe verordening uit 1858 sprak van een Burgerlijk Armbestuur, waarin het Weeshuis en het Algemeen Armbestuur waren samengevoegd. Op de inhoud van de verordening komen we in het volgende hoofdstuk terug (37). Noten 1. Kort, Afscheiding, 36-37. 2. Cijfers 1832-1850 uit: Archief stad Goes. inv. nrs. 530, 534, 539, 544, 548. Vanaf 1852: jaarverslagen gemeente 1852-1858. Vanaf 1846 hebben de cijfers betrekking op alle bedeelden; voor 1846 werden alleen de gezinshoofden geteld. De cijfers over 1854-1858 van de diaconie betreffen eveneens slechts de gezinshoofden. 3. AGG, inv. nr. 162, volgnr. 778. 4. Kort, Armoede, 32-34. 5. Naamlijst armbestuurders: zie Van den Bout. In ca. 1850 werd een lijst opgesteld van de meest kapitaalkrachtige stads bewoners. Zij waren uitverkoren voor de verkiezingen. Achter hun naam staat het bedrag van de aanslag vermeld. Het gaat om 349 personen. De laagste aanslag is 20,-, de hoogste 490,- J.W. Hecking, voorzitter van het B.A. werd aangeslagen voor een bedrag van 173,63. Zijn opvolger R.B. van den Bosch voor 152,38 (zie ASG, inv.nr.762). 6. BAG, inv. nr. 512, 17-2-1838. Zie ook: Van Loo, 33. 7. AGG, inv. nr. 162, nr. 778. Rapport vaste commissie armwezen 2-9-1853 en antwoord BA dd. 3-1-1854 8. BAG, inv. nr. 511, 9-1-1830 9. idem, inv.nr. 511, 24-12-1824. In 1851 werd een armenpatronaat opgericht, een particuliere vereniging van welgestelde burgers, die door persoonlijke contacten met armen en minvermogenden het probleem van de armoede probeerden aan te pakken (zie ASG, inv.nr. 162, volgnr. 778) 10. Goesche Courant, 17-4-1845. 11. BAG, inv.nr. 522, nr. 438, corr. 1835. 12. BAG, inv.nr. 522, 3-10-1835. 13. BAG, inv.nr. 514, 30-12-1848. 14. AGG, inv.nr. 162, volgnr. 778. Rapport armwezen en reactie BA. 15. AGG, inv.nr. 182, volgnr. 686. Verordening voor de Gemeente-apotheek 16. ASG, inv.nr. 556, nr. 836 en BAG, inv.nr. 528, nr. 500 en inv.nr. 512, 15-12-1838 17. Econ. Hist, jaarboek 1922 p. 156-157 18. BAG 526, nr. 512, brief 16-2-1855, nr. 515, 23-1-1855, nr. 1062, volgnr. 123. Zie ook: AGG, inv.nr. 169, volgnr. 345. 19. Goesche Courant, 26-5-1845 20. Goesche Courant, 19-1-1846; zie ook: Alg. Armenwerkinrigting, inv.nr. 7 21. Goesche Courant, 26-5-1845 en Arch. Alg. Armenwerkinrigting, inv.nr. 12 22. AGG, inv.nr. 162, volgnr. 778. Rapport commissie 2-9-1853 en antwoord BA, 3-1-1854. 23. Jaarverslag gemeente 1856, p. 23. 24. AGG, inv.nr. 162, volgnr. 778. Rapport commissie 2-9-1853, antwoord BA, 3-1-1854, antwoord herv. diaconie 8-12-1853 en weerwoord commissie 27-1-1854. De raadscommissie bestond uit: R.B. van den Bosch, P.A. Hochart en Ph. Vervenne. Ze waren in de vorige eeuw alle drie gedurende langere tijd leden van het algemeen armbestuur (zie: Van den Bout, naamlijst) Voor aantallen schoolgaande kinderen: gemeenteverslagen 1854-1858, p. 13, 17 en 18 25. BAG, inv.nr. 51 M6-10-1830 en 6-11-1830 26. BAG, inv.nr. 514, 12-6-1847 en inv.nr. 523, volgnr. 589. 51

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1991 | | pagina 53