A.J. BARTH EN DRS. A.L. KORT
Behalve het gemeentebestuur ontwikkelden ook enkele particuliere organisaties in de loop der tijd
initiatieven om het lot van de arme medemens enigszins te verzachten. Van de vele verenigingen
sprongen er twee uit. De eerste en de oudste was de plaatselijke afdeling van de Maatschappij tot
Nut van 't Algemeen. In 1816 te Goes opgericht, ontplooide ze in de loop van haar bestaan veel
aktiviteiten op het gebied van onderwijs en sociale zorg. Het Nut was rond het midden van de
vorige eeuw één van de organisaties, die de stoot had gegeven tot het oprichten van de Armenwerk-
inrichting en de Spaarkas. Ook in de tweede helft van de negentiende eeuw bleef het Nut zich bezig
houden met het sociale vraagstuk. Zo stelde het in 1868 voor een vereniging op te richten die het
zedelijk gehalte van de vele dienstboden die in de stad werkzaam waren te verbeteren. In 1872
hield het Nut op verzoek van de landelijke organisatie een enquête over de „arbeiderskwestie"
waarin vragen over de aard van de loonarbeid, de loonhoogte, het aantal werkuren, de plaatselijke
armenzorg etcetera waren gesteld. In 1883 deed de afdeling - overigens tevergeefs - een voorstel
aan de gemeenteraad om landarbeid voor kinderen beneden twaalf jaar te verbieden. (8)
De plaatselijke Nutsmaatschappij werkte, zeker op educatief terrein, nauw santen met de in 1867
opgerichte Vereniging van Volksbelangen, een organisatie, die bestond uit progressieve liberalen
die zich, evenals het Nut, tot doel stelde de ongeciviliseerde volksmassa" te beschaven. De lijst
van initiatieven die de vereniging in de loop van haar vijftienjarig bestaan ontplooide, was indruk
wekkend. Zo werden lezingen voor het gewone volk georganiseerd, werd in nauw overleg met het
Nut een volksbibliotheek opgezet, een comité tot wering van het schoolverzuim opgericht en „een
1 cents weekblaadje voor den arbeider" uitgegeven „waarin op zeer eenvoudige en populaire
manier belangrijke zaken aan het volk worden medegedeeld." (9)
Vele ideeën van de Vereniging zijn overigens nooit tot uitvoering gekomen, zoals plannen om een
volksgaarkeuken op te richten, die in tegenstelling tot de soepkokerij geen „aalmoezeninstituut"
diende te zijn, maar een bedrijf, dat „in de toekomst wellicht met winst werkte." (10) In 1878 werd
gesproken over de „oprichting alhier van creches of kinderkribben voor jonge kinderen van vrou
wen uit de arbeidende volksklasse." (11) Ook hier bleef het bij woorden. Wel was de vereniging er
in 1873 in geslaagd een „comité landverhuizing" op te zetten, dat het publiek moest voorlichten
over de mogelijkheden van emigratie. De onbetwistbare inspirator van de vereniging, M.J. de Witt
Hamer, wenste „door landverhuizing de plaatselijke overbevolking te voorkomen, en de personen
die hier geen arbeid hebben, elders van werk te voorzien." (12)
Ofschoon de bovengenoemde aktiviteiten weinig onderlinge samenhang lijken te vertonen, hebben
ze één ding met elkaar gemeen: het betrof in alle gevallen initiatieven van de welgestelde burgerij
om het „gewone" volk te verheffen. Wel heel duidelijk kwam het argument van „volksverheffing"
naar voren in de doelstelling van de in 1867 opgerichte Vereniging tot het regelen en bevorderen
van Volksvermaken te Goes. Ook hier waren de belangrijkste initiatiefnemers de al meer malen
genoemde J.A.A. Fransen van de Putte en M.J. de Witt Hamer. Sportwedstrijden, jubilea en andere
feesten moesten in goede banen worden geleid en mochten onder geen beding aanleiding geven tot
uitspattingen op welk terrein dan ook. Belangrijk was dat de arbeider belangstelling werd bij
gebracht voor allerlei beschaafdehobby's als tekenen, musiceren, verzorgen van planten en der
gelijke. De Goesche Courant van 8 februari 1867 schreef dat de vereniging de gelegenheid gaf „tot
eenige ontspanning voor die standen der maatschappij, voor wie schier alles ontoegankelijk is
Wij wenschen de algemeene medewerking vooral, omdat wij daarin het middel zien, om tegemoet te
komen aan de vaak geuite klagt, dat ons volk meestal aan die vermakelijkheden zich overgeeft, die
of ongepast of voor zedelijkheid verderfelijk zijn." (13) De schrijvers dachten hierbij ongetwijfeld
aan de jaarlijkse kermis.
Vele vooruitstrevende liberalen vonden bovendien dat de arbeiders moesten leren zelf aktie te
ondernemen en hun lot in eigen handen te nemen. Ook hierin nam de Vereniging voor Volks
belangen het voortouw. In 1868 werd op initiatief van De Witt Hamer de Coöperatieve Voorschot
vereniging en Spaarbank opgericht, die „door toepassing van eigenhulp, den leden het voor hun
handel, nering of bedrijf benoodigde kapitaal (wilde) verschaffen." De winkeliers en handwerkers,
die behoefte hadden aan voorschotten, waren de leden en aandeelhouders van de coöperatie. Er was
58