d. De periode 1912 -1940 A.J. BARTH EN DRS. A.L. KORT Uit volkstellingen tussen 1899 en 1947 blijkt dat er in deze periode een toename is van het aantal mensen, dat werkzaam was in de industriële sector. Hieruit kunnen we niet concluderen dat Goes zich tot een industrieplaats van enige betekenis ontwikkelde. Het tegendeel was eerder waar. Gedu rende de eerste drie decennia van de twintigste eeuw was iets meer dan 30% van de beroepsbevolking aktief in de industrie; in 1947 was het percentage gedaald tot 23,7. De weinige grotere bedrijven die de stad rijk was, hadden een beperkt aantal werknemers in dienst. Het gemeentelijk jaarverslag over 1918 vermeldt vier ondernemingen van enig formaat, waarvan een groentenconserveringsbedrijf met zeventig arbeiders veruit de grootste was; de andere drie - een appelstroopfabriek, een hout- bewerkingsbedrijf ..La Vitesse" en een wasserij ,,De Zon" - telden ieder niet meer dan zo'n dertig man personeel. In de jaren dertig was de situatie nauwelijks veranderd. Er waren wat bedrijfjes bijgekomen, zoals ..De Schelde"ontstaan uit de kerkorgelfabriek van A.S.J. Dekker, waar school- meubilair en gymnastiekwerktuigen werden vervaardigd, een glas- en verffabriek en een veevoeder bedrijf. Veel stelde het allemaal niet voor. Van veel groter belang voorde plaatselijke economie waren de sectoren ..handel" en „verkeer"waarin in de eerste helft van deze eeuw meer dan 30% van de totale beroepsbevolking werkte. De vele plaatselijke en regionale verzorgende bedrijfjes waren klein: in 1947 werkten gemiddeld niet meer dan twee mensen in één bedrijf. De landbouw en de ..huiselijke diensten" werden steeds meer naar de achtergrond verdrongen. Niet alleen het aandeel van beide sectoren in de totale werkgelegenheid nam af, zelfs in absolute zin was sprake van een duidelijke achteruitgang. Werkten in 1899 nog een kleine vierhonderd mensen in de agrarische sector, dertig jaar later vonden slechts tweehonderd- vierentwintig personen een bestaan in de landbouw. (1) Uit het feit dat de stedelijke economie nauwelijks veranderingen ten opzichte van de negentiende eeuw onderging, mag niet worden afgeleid dat de tijd voor Goes bleef stilstaan. Er waren veranderingen genoeg, alleen op andere terreinen dan dat van de economie. Zo nam de bevolking in fors tempo toe. Telde de stad aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog een kleine zevenenzeventighonderd inwoners, bij het uitbreken van de crisis in 1929 was dit aantal de negenduizend reeds gepasseerd om in 1944 boven de twaalfduizend uit te komen; een toename van ruim 60% in dertig jaar. Eén der oorzaken was een terugdringing van het sterftecijfer. Schommelde dit in de jaren twintig nog tussen de tien en de twaalf, in de twee daarop volgende decennia was het sterftecijfer teruggebracht tot acht a negen.(2) De bevolkingsgroei maakte een uitbreiding van de stad noodzakelijk. In het Interbellum verwezenlijkte de gemeente in nauwe samenwerking met verschillende bouwcorporaties drie uitbreidingsplannen, die de stad een geheel ander aanzien gaven. De bouw van ruim duizend woningen maakte een einde aan de grootste woningnood. Ook de onderwijsvoorzieningen ondergingen een aanzienlijke uitbreiding. Zo werd in 1918 een meisjesvakschool opgericht, vier jaar later gevolgd door een ULO-school. Bestaande scholen voor beroepsonderwijs en middelbaar onderwijs werden vergroot. Vlak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werden aan het Ravelijn de zogenaamde ..Rijkskantoren" gebouwd, gebouwen waarin de belastingdienst, het kadaster, de landmeter en de hypotheekbewaarder waren ondergebracht. Midden jaren twintig verscheen een nieuw ziekenhuis aan de Oostwal, tezelfdertijd verrees aan de Kloetingseweg het katholieke ziekenhuis „St. Joanna." (3) De opsomming is allesbehalve volledig. Een compleet overzicht van alle veranderingen op maat schappelijk gebied valt echter buiten het kader van dit boek. In het bovenstaande verhaal zijn ook slechts de wijzigingen op lange termijn beschreven. Voor de tijdgenoten waren de gebeurtenissen in deze periode zeer ingrijpend. Zo liet de Eerste Wereldoorlog bij velen diepe sporen achter. Ofschoon Nederland buiten de oorlog bleef, waren de gevolgen ervan ook in de stad duidelijk merkbaar. In 1914 kreeg Goes te maken met een massale stroom Belgische vluchtelingen, van wie sommigen een tijdelijk onderkomen in een der ruimten van het Weeshuis vonden. (4) Was het vluchtelingenprobleem 78

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1991 | | pagina 80