A.J. BARTH EN DRS. A.L. KORT bezoekster van de bioscoop, gelijk Dhaen zelf ook een geregelde bezoeker is van Van Son" (kroeg in Goes, Schr.). (30) Veel ingrijpender dan een controle op de uitgaven van bedeelde gezinnen was de bemoeienis met de gezinssituatie. Het kwam geregeld voor dat de armbestuurders gealimenteerden wezen op de verplichting hun kinderen trouw de school te laten bezoeken. Dit was zeker geen ingrijpende gebeurtenis. Anders lag het met daadwerkelijke interventie in gezinnen, waar de situatie onhoudbaar leek. Op dit terrein lagen vele voetangels en klemmen. Hadden de armverzorgers het recht of zelfs de plicht handelend op te treden, indien bijvoorbeeld bleek, dat een bedeelde zijn echtgenote afranselde of de kinderen mishandelde of misbruikte? Laten we een aantal gevallen nader bekijken. In 1920 vertelde M. Zuiddijk het armbestuur ,,dat zijne vrouw ontuchtige handelingen uit voert met Joh. Westdorp, bij wien hij vroeger werkzaam was." Hij had, zo vervolgde hij zijn verhaal, „zijne vrouw en Westdorp j.l. zaterdag-avond flink afgeranseld"overigens zonder al te veel succes, want de vrouw trok „zich van hem niets aan, evenmin van de zes kinderen.Enige maanden later verliet de vrouw haar echtgenoot en het armbestuur moest van de buren vernemen, dat de achtergebleven kinderen geheel en al vervuilen, en buitengewoon veel ongedierte hebben." (31) Het was duidelijk dat voor de kinderen een oplossing moest worden gevonden. De voogdijraad in Middelburg was van mening dat de opvang van kinderen op het terrein van de armenzorg thuishoorde. Het armbestuur voelde hier echter weinig voor en stelde dat het alleen hulp kon verlenen „in den vorm van geld. brood, stooksel, kleeding doch niet in staat (was) te zorgen voor de opvoeding van verwaarloosde kinderen." Met deze woorden grensde het armbestuur heel duidelijk het eigen werkterrein af. (32) Zes jaar later was er een soortgelijk geval, waarbij een arme de bestuurders tipte over het gedrag van een bedeelde. Bij de weduwe Blondel, die wegens verdacht gedrag al enige tijd onder politie- surveillance was geplaatst, heersten volgens het getuigenis van mevrouw Liplijn treurige en verschrikkelijke toestanden." „Eiken avond", zo vertrouwde Liplijn de heren armverzorgers toe. „ontvangt zij bezoek van Dingenus Jacobs en haar 15 jarig dochtertje Betje van Alfons Jacobs, alwaar zij uren doorbrengen." „Zondagavond"zo ging ze verder, zag ze met eigen ogen, „dat Betje Blondel en Alfons Jacobs in de bioscoop waren." Liplijn was begaan met het lot van de andere kinderen van Blondel en noemde het een schande „dat zo'n minne vrouw wordt geholpen, die in ontucht blijft voortleven." Waarschuwingen aan het adres van Blondel sorteerden geen enkel effect. Het armbestuur schakelde de rechter in met als gevolg dat de vrouw uit de ouderlijke macht werd ontzet en de zes kinderen in opvangtehuizen elders in het land werden ondergebracht. (33) Het annbestuur kwam meer dan eens in aanraking met gebroken gezinnen. In de meeste gevallen nam het in samenwerking met politie en justitie het initiatief de kinderen te scheiden van de ouders. Zo werd in 1929 tegen G.C. Rijkse „wegens ontuchtige handelingen met zijn 7 en 9 jarig meisje proces-verbaal opgemaakt." De kinderen werden in afwachting van plaatsing in een tehuis voorlopig naar het Leger des Heils overgebracht. (34) Een controleur In de jaren dertig kwam de aanstelling van een professionele kracht, die toezicht moest houden op de bedeelden, ter sprake. Door de ekonomische crisis nam het aantal armen met sprongen toe. De leden van het armbestuur waren als vrijwilligers niet in staat alle klanten in de gaten te houden. Reeds in 1930 kwam een armbestuurslid met het voorstel „iemand aan te stellen, om de verdiensten van armlastigen na te gaan en deze bij de werkgevers te controleeren, tegen vergoeding van loon." De andere leden stonden echter sceptisch zo al niet afwijzend tegenover dit denkbeeld, omdat in hun ogen voor de functie te weinig personen te vinden waren „en het vervullen van zoo'n betrekking, in een gemeente als Goes, zoo iemand zeker zeer gehaat maakt." (35) Wel werd twee jaar later, in 1932, de conciërge van het Manhuis ingeschakeld om de lonen te controleren van al degenen die bij het armbestuur een verzoek tot onderstand deden. Deze regeling voldeed kennelijk niet aan de verwach tingen, want een jaar later werd het experiment gestaakt. (36) Of was het, omdat in dat zelfde jaar met de gemeente uitgebreid werd gecorrespondeerd over een eventuele benoeming van een profes- 84

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1991 | | pagina 86