DE GESCHIEDENIS VAN DE ARMENZORG
al koogels gaan koopen om hem neer te schieten." (51) In een enkel geval moest de politie het
.innbestuur assisteren om een zeer lastige klant uit het bedelingslokaal te verwijderen, zoals in 1936,
toen een plaatselijk caféhouder op hoge poten kwam aanzetten en ,,op een onbeschofte manier" vroeg
waarom het armbestuur één van zijn vaste klanten niet langer ondersteunde. De agressie van de man
aing kennelijk zover dat men de hulp van de politie inriep. (52) De voorzitter kon dit soort gevallen
niet langer aanzien. Eind 1936 besloot hij op te stappen en nu voorgoed. Tijdens de laatste door hem
voorgezeten vergadering motiveerde hij zijn besluit als volgt: ,,de ondervinding van dezen avond heeft
zeker de beker doen overloopen, daar het geen aangename gewaarwording is om door paupers
beleedigd te worden." (53)
Naast de bedeling in geld was ook de gratis medische zorg een belangrijk onderdeel van de armenzorg.
De zorg zelf werd geheel en al overgelaten aan de desbetreffende personen en instanties als artsen,
ziekenhuizen, apotheken en inrichtingen. Het armbestuur sprong financieel bij. Zo verleende het een
vaste jaarlijkse bijdrage aan de gemeentearts, die de bedeelden voor zijn rekening nam en op wiens
advies doorverwijzingen naar een specialist of ziekenhuis plaatsvonden. Vele armen werden voor
rekening van het Burgerlijk Armbestuur verpleegd in ziekenhuizen of speciale inrichtingen. De kosten
hiervan konden behoorlijk oplopen. Zo betaalde het armbestuur in 1932 alleen al voor verplegings-
kosten een bedrag van 17.000,-. Telt men hierbij de andere uitgaven op het gebied van de medische
zorg op -gemeentearts en medicijnen: 2.000,- dan beliep het totaalbedrag meer dan een derde van
de totale uitgaven ten behoeve van de huiszittende armen. Om de kosten enigszins binnen de perken
te houden, was in 1928 besloten toe te treden tot de pas opgerichte ziekenhuisvereniging, een ini
tiatief van de Bevelandse afdeling der Maatschappij tot bevordering der Geneeskunde. Tegen betaling
van 0,05 per week per bedeelde had men recht op een vergoeding van de verpleeggelden tot een
bedrag van 2,50 per dag. Het armbestuur was laaiend enthousiast over de vereniging en dacht dat
maar liefst driehonderdvijfenzeventig van de eigen bedeelden in aanmerking kwamen voor deze
ziektekostenverzekering. (55)
De verzekering werd op den duur een groot succes. Niet alleen spaarde het armbestuur aanzienlijke
bedragen uit - zo waren in 1935-1936 de jaarlijkse verpleegkosten ten opzichte van 1932 met de
helft teruggebracht - tevens slaagden de armbestuurders er in de bedeelden, die verplicht werden lid
te worden van de vereniging van ziekenhuisverpleging en hiervoor een paar cent in de week opzij
moesten leggen, spaarzaamheid bij te brengen. (56) Met dit laatse leek een aloude wens van de
filantropen alsnog in vervulling te gaan.
Behalve de bedeling en de medische zorg trachtte het armbestuur nog op twee andere manieren de
ergste nood onder de armen te lenigen. In de jaren dertig pachtte het van de gemeente Goes de
Oosterschans met een oppervlakte van ruim zeven hectaren, die in een aantal percelen werd onder-
verpacht aan bedeelden. Het was de bedoeling dat deze er volkstuintjes van zouden maken waarop
groenten en aardappelen konden worden verbouwd. (57) Evenals de werkverschaffing was deze vorm
van hulpverlening bedoeld om de arme bezig te houden, hem te laten werken voor de genoten onder
steuning. In de volksmond kregen deze tuintjes de naam ,,Genadegrond."
De werkverschaffing
De geschiedenis van de werkverschaffing is een verhaal apart. Tijdens de Eerste Wereldoorlog had
een aantal werklozen het gemeentebestuur verzocht iets te doen aan de steeds groter wordende
werkloosheid in de stad. De gemeente ging op het verzoek in en begon in 1915 een aantal werk
zaamheden zoals de verbreding van de paden, de aanleg van trottoirs, het dempen van sloten en
dergelijke in werkverschaffing uit te voeren. Het aantal tewerkgestelde arbeiders varieerde van week
tot week: meer dan vijftig waren het er zeker niet. De verdiensten bedroegen 1,20 per dag en lagen
daarmee hoger dan die van de plaatselijke Christelijke Volksbond, die, zoals we reeds in het vorige
hoofdstuk zagen, zich vanaf 1892 eveneens bezighield met het verschaffen van arbeid aan armlastigen.
89