A.J. BARTH EN DRS. A.L. KORT e. De oorlogsjaren 1940-1945 De Duitse bezetting stelde het armbestuur voor het probleem hoe het zich moest opstellen tegenover de nieuwe machthebbers. Het bestuur van voor de oorlog bleef onder leiding van voorzitter en wethouder A. de Roo tot maart 1942 in functie. We kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat op alle mogelijke manieren gehoor werd gegeven aan de instructies en bevelen van de Nazi-autoriteiten. De secretaris-penningmeester, W. van Strien, kreeg in oktober 1940 de zogenaamde Ariërverklaring te ondertekenen waarin hij als ambtenaar moest verklaren verschoond te zijn ,,van Joodschen bloede." Hij ondertekende. Van een weiger achtige houding bij het personeel in dienst van de gemeente Goes was overigens geen sprake. (1) Twee maanden eerder, in augustus, had de regering bepaald dat onder geen beding steun mocht wor den verleend ,,aan zonder reden het werk in Duitschland verlatende personen"evenmin aan lieden „die, hier geen werk hebbende, voor werk in Duitschland geschikt zijn." Het armbestuur verzekerde dat aan de bevelen strikt gevolg gegeven (zal) worden." (2) Sterker nog: nog voor het besluit tot verplichte tewerkstelling in Duitsland van hogerhand was opgelegd, hadden de armbestuurders reeds in de eerste maanden van de oorlog bepaald dat mensen die niet genegen waren bij de oosterburen te gaan werken van onderstand waren uitgesloten. (3) Op verzoek van de inspecteur der werkverschaffing was toen zelfs een lijst aangelegd waarop de namen van alle bedeelden, die voor tewerkstelling in Duitsland in aanmerking kwamen, waren vermeld. (4) Zeker in het begin van de oorlog keerden meer dan eens tewerkgestelden terug naar Goes. Als zij in de ogen van het armbestuur geen aanvaardbare redenen" hadden, bedachten de filantropen zich geen moment en weigerden zij categorisch iedere vorm van hulp. (5) Slechts een heel enkele keer, als de persoon in kwestie spijt betuigde en kon aantonen dat hij in Nederland werk had gevonden, werd anders besloten. Zo kwam begin 1941 een zekere Frans van de W. voortijdig terug uit Duitsland. Eenmaal in Goes sprak hij met de controleur-armbezoeker, die het volgende aantekende: Hij was sedert Maart 1939 opgenomen als wees in het weeshuis te Goes Hij werkte van 24-4-39 in de telefoon-centrale bij de firma Siemens als leerling, en heeft na daar een jaar gewerkt te hebben zich door zijn broer, welke slecht oppast, laten overhalen om naar Duitschland te gaan werken. Hij werd geplaatst te Bremen in een fabriek van Siemens en heeft aldaar gewerkt van 10 Juli tot 20 Dec. 1940. Aanvankelijk was hij van mening dat hij na 6 maanden aldaar gewerkt te hebben, naar Holland te kunnen terugkeeren, doch bij een verzoek om een ontslagbewijs werd hem dit geweigerd, daar hij dit alleen zou krijgen als hij werk heeft gevonden in Holland. De reden dat hij liever niet meer terug gaat naar Duitschland ligt in hoofdzaak hierin, dat hij gewoon geweest is aan een goede verzorging; dat het eten er niet voldoende is; dat gezien zijn jeugdigen leeftijd het een groot bezwaar is geheel op zichzelf te zijn aangewezen, daar hij alleen een slaapkamertje heeft gehuurd Hij voelt zich in zoo'n groote stad van alles verlaten, en wil nu proberen hier werk te krijgen. Hij is daar zoo goed als in geslaagd, daar hij zaterdag naar Utrecht vertrekt, waar een vriend van hem voor werk zorgen zal Waar hij spijt heeft dat hij destijds de fout heeft gemaakt om zijn werk hier in de steek te laten, hoopt hij clat U zoo welwillend zult zijn deze fout ongedaan te maken." De wens van de jongen ging in vervulling: het armbestuur stond toe dat hij in Nederland bleef. (6) Dit was trouwens één van de weinige malen dat het armbestuur niet precies de orders van de autoriteiten opvolgde. Over het geheel genomen waren de armbesturen gehoorzaam en toegevend jegens de Duitse bezetter. Van principieel verzet is ons niets gebleken. Men wilde in goede harmonie met de vijand de armenzorg zo goed mogelijk regelen. Niet alleen werden bevelen trouw opgevolgd, soms ook werden vrijblijvende verzoeken ingewilligd. Zo stond het armbestuur in december 1941 de WA (Weer-Afdeling van de N.S.B.) zonder meer toe een lokaal in het een jaar eerder leeggekomen weeshuis te huren. (7) Begin 1942 werd De Roo als wethouder ontslagen. Gevolg was dat hij ontslag nam uit alle gemeen telijke functies die hij bekleedde; ook als voorzitter van het armbestuur trad hij af. (8) De zittende bestuursleden stelden voor J.M. Bommel van Vloten in plaats van De Roo te benoemen. 96

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1991 | | pagina 98