GESCHIEDENIS VAN EEN VOORNAAM DORP. HE1NKENSZAND OMSTREEKS 1812 Zijn vader, Guillaume van Renterghem, was aldaar koopman. De griffier heeft in België aan de katholieke universiteit van Gent rechten, geneeskunde en oude talen gestudeerd. Na zijn studie is hij nog enige tijd in België gebleven en aangezocht voor een professoraat in de oude talen. Echter, onze griffier bleef zijn godsdienst, hervormd, trouw en weigerde de functie (31). In de tijd dat België en Zeeuws-Vlaanderen ingelijfd waren bij Frankrijk, in 1795, heeft onze griffier een aantal administratieve functies bekleed, alsmede het griffierschap bij het correctioneel Gerecht te Thielt. Verder heeft hij te Sas van Gent en Hulst een geneeskundige praktijk uitgeoefend (32). Op 24 mei 1796 is hij te Hidst getrouwd met Cornelia Guilleaumine Verberkmoes. Zij was de 19 jarige dochter van een te Hulst residerende notaris. Uit dit huwelijk zijn 10 kinderen ontsproten, waarvan het merendeel te Hulst is geboren en de overigen te Goes (33). In 1811 is onze griffier naar Goes verhuisd, alwaar hij zich aan het griffierschap bij het vredegerecht van het kanton Heinkenszand en, provisioneel, bij het vredegerecht van het kanton Goes heeft gewijd (34). Aan deze betrekking was in die tijd het "vendumeesterschap" (dit is veilingbeambte) verbonden; het verrichten van openbare verkopen. Om zijn financiën te steunen gaf hij daarnaast aan jonge lieden die zich wilden voorbereiden voor het toelatingsexamen van de universiteit, particuliere lessen in de oude talen. Aan die opleiding was temeer behoefte omdat in 1811 de Latijnse school van Goes was opgeheven (35). In zijn autobiografie verhaalt de kleinzoon, van de griffier, dat zijn grootvader sterk bijziende was en wel in die mate dat hij moeite had, zelfs op geringe afstand, personen te herkennen. Toen hij eens met zijn oudste zoon tijdens diens vlegeljaren een wandeling maakte langs de stadssingels van Goes, had hij zijn zoon bevolen hem toch vooral te waarschuwen als zij kennissen tegenkwamen opdat hij tijdig de gewenste beleefdheidsvormen in acht zou kunnen nemen. Op een gegeven moment passeerde het tweetal een dame en de zoon stootte de oude man aan, zeggend: "Groeten vader 1". Waarop de vader deftig zijn hoed afnam en even later vroeg: "Wie was dat jongen Waarop de bengel lachend antwoordde: "Prille". Rood van kwaadheid donderde de vader toen:

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1993 | | pagina 101