Een nederzetting uit de vroeg-Romeinse Tijd nabij Colijnsplaat op
Noord-Beveland
R.M. van Heeringen
Inleiding
EEN NEDERZETTING BIJ COLIJNSPLAAT
In de archeologische literatuur roept de naam Colijnsplaat onmiddellijk de associatie op met de
spectaculaire ontdekking in 1970 op de bodem van de Oosterschelde van een groot aantal
Romeinse altaren gewijd aan de godin Nehalennia. Deze altaren hebben behoord bij een tempel die
omstreeks 200 na Chr. op de oever van de Schelde heeft gestaan en die gezien het aantal opgeviste
stenen zeer druk bezocht moet zijn geweest. Door het opdringen van de zee en de vorming van het
Oosterscheldebekken werd deze tempel waarschijnlijk reeds in de 4e eeuw na Chr. door de zee
verzwolgen. Uit de teksten op de stenen valt op te maken dat degene die de altaren lieten plaatsen
vooral handelaren en schippers waren die hun gelofte inlosten voor een behouden vaart.
Waarschijnlijk stond de tempel aan de zuidelijke oever van de toenmalige loop van de rivier.(l)
Hoe de omgeving van de tempel er precies heeft uitgezien, waarom hij hier werd gebouwd, en wat
de culturele nalatenschap was van de mensen die langs de Schelde-oevers woonden, is tot nu toe
onderbelicht gebleven. Dit is begrijpelijk omdat met de tempel ook het overgrote deel van de
bewoningssporen van de lokale bevolking in de golven zijn verdwenen.
Tijdens nauwgezet speurwerk door leden van de Archeologische Werkgemeenschap voor
Nederland afd. Zeeland werd in 1975 buitendijks in de Oosterschelde op 1200 meter afstand van de
tweede/derde eeuwse "tempel van Colijnsplaat" een inheemse boerderij ontdekt en door hen
Afb.l De in de tekst genoemde vindplaatsen. 1. Colijnsplaat-Noordhoeksnol en -Wanteskuip, 2.
Colijnsplaat-Nehalennia-tempel, 3. Kats, 4. Domburg. 5. Koudekerke, 6. Wijnegem, 7. Ursel, 8.
Asper, 9. Zingem, 10. Loos, II. Wissant.
19