EEN NEDERZETTING BIJ COLIJNSPLAAT De vindplaats in groter verband Het is geen eenvoudige opgave een beeld te krijgen van de inheemse aardewerkproduktie in de eerste eeuw voor Chr. en de eerste helft van de eerste eeuw na Chr. in het stroomgebied van de Schelde in Zeeland en België. In Zeeland lijkt bewoning in de Ijzertijd omtreeks 100 vóór Chr. zo goed als tot een eind te zijn gekomen.! 11In België zijn vindplaatsen uit deze periode schaars. Het aardewerk van Colijnsplaat-Noordhoeksnol vertoont veel overeenkomsten met dat van de Late Ijzertijd-vindplaatsen uit Zeeland. Zo zijn S-vormige profielen prominent aanwezig en bestaat de verschraling van de klei uit duidelijk zichtbaar potgruis. Toch zijn er echter ook verschillen aan te geven die voornamelijk tot uitdrukking komen als we een aantal kenmerken kwantitatief bekijken: het percentage versierd aardewerk is sterk afgenomen. Daarbij is ook een verandering opgetreden in de aard van de versiering. Bestond deze in de Late Ijzertijd in dit gebied voor een kwart uit nagelindrukken, nu is dit type versiering nagenoeg afwezig en treedt, naast lijnversiering, versiering op in de vorm van bredere groeven, vaak gerangschikt in geometrische patronen. Het lijnversierde aardewerk is daarenboven vaak gepolijst. Daarnaast is ook een groter percentage kamversiering aanwezig. Het hierboven beschreven karakteristieke profieltype G1 met de geprononceerde ribbels op de schouders verraadt een duidelijke invloed vanuit Vlaanderen en Noord-Frankrijk.(12) Al in de eerste eeuw vóór Chr. treffen we dergelijke ribbelversiering aan op potten in La Tène 111(a) context in bijvoorbeeld Loos ten zuiden van Lille in Noord-Frankrijk. Ook bijvoorbeeld in een inheemse vindplaats uit het begin van de eerste eeuw bij Wissant tussen Calais en Boulogne zijn dergelijke typologische kenmerken overvloedig aanwezig.(13) In het gebied dat omstreeks het begin van de jaartelling door de Menapii werd bewoond treffen we opmerkelijke parallellen aan. Genoemd kunnen worden enkele urnen uit het grafveld te Ursel(T4) en uit nederzettingen langs de Schelde stroomopwaarts zoals te Asper en Zingem.(15) Of we met deze constatering ook mogen besluiten dat de bewoners van de nederzetting bij Colijnsplaat tot de stam van de Menapiërs gerekend moeten worden blijft een open vraag. Voor zover archeologisch aantoonbaar is het Zeeuwse kustgebied omstreeks het begin van de jaartelling nauwelijks bewoond geweest. Daarbij moet echter direkt het voorbehoud worden gemaakt dat we over de dichtheid van de bewoning op de nu wegeslagen strandwallen bij Domburg(16) en de eveneens verzwolgen oeverzone van de Scheldemonding in deze periode weinig kunnen zeggen. De drieschepige huisplattegrond doet invloed vanuit het noordelijker gelegen kustgebied vermoeden. De tot nu toe bekende huisplattegronden van bijvoorbeeld Wijnegem bij Antwerpen en uit Brabant zijn tweeschepig.(17) Misschien is er dus, gezien dit type plattegrond en de "eigen" stijl van het inheemse aardewerk, wat te zeggen voor de veronderstelling van de Marsaci in Zeeland woonachtig waren, zoals onlangs door Slofstra voorzichtig is geopperd.(18) Om archeologisch meer gefundeerde uitspraken over de bewoners in de eerste eeuwen van de jaartelling te kunnen doen, is het belangrijk dat het inheemse aardewerk van veel meer - liefst scherp gedateerde - vindplaatsen wordt beschreven. In ieder geval is nu vastgesteld dat voor wat de vindplaats Colijnsplaat-Noordhoeksnol betreft een zekere invloed vanuit Menapisch gebied aantoonbaar is. In hoeverre de boerderij van Colijnsplaat-Noordhoeksnol op zich zelf stond of dat hij deel uitmaakte van een nederzetting van meerdere huizen laat zich nog niet zeggen. Ook van de dichtheid van bewoning kan geen schatting worden gegeven. Dat zich in het gebied in de vroeg- Romeinse Tijd meer huizen bevonden, is wel duidelijk. Zo bevindt zich in de collectie van wijlen P.C. Zuydweg uit Kats scherven van inheems handgevormd aardewerk van de vindplaats Wanteskuip gelegen op enkele honderden meters ten oosten van de Noordhoeksnol (afb. 7).(19) In 1965 werd. eveneens buitendijks, bij Kats - ongeveer 8 km de Schelde stroomopwaart - een kleine boerderij in het veen aangetroffen.(20) Het inheemse aardewerk vertoont sterke een overeenkomst met dat van de Noordhoeksnol (afb. 8). 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1993 | | pagina 29