Het vee van de inheems-Romeinse bewoners van Colijnsplaat- Noordhoeksnol en Kats (Noord-Beveland) HET VEE VAN DE INHEEMS-ROMEINSE BEWONERS VAN NOORD-BEVELAND R.C.G.M. Lauwerier(l) en P.J.A. van Mensch(2) Inleiding Vanaf 1975 is in Noordhoeksnol bij Colijnsplaat Noord-Beveland) door de AWN afdeling Zeeland enkele jaren onderzoek gedaan naar de bij eb vrijkomende sporen van inheems-Romeinse bewoning uit ongeveer 50 na Chr., waarbij onder andere een plattegrond van een boerderij werd aangetroffen.(3) Tijdens het onderzoek werden ook dierebotten verzameld die in het veen zeer goed geconserveerd waren gebleven. Onder de zelfde omstandigheden werden in 1965 in Kats door P.C. Zuydweg botten geborgen uit een inheems-romeinse nederzetting van ongeveer 100 na Chr. De botten uit deze vindplaatsen kunnen ons een indruk geven van de dieren die door de inheemse bewoners gehouden werden en van het doel waarvoor ze die dieren gebruikten. Werden bijvoorbeeld runderen op de eerste plaats gehouden voor hun melk en vlees of werden ze voornamelijk voor de akkerbouw gehouden als leveranciers van kracht voor het zware ploegwerk? Bovendien zeggen de botten iets over de consumptie van vlees in die tijd. Een probleem is wel dat er, vooral in Noordhoeksnol, relatief weinig botten gevonden zijn, waardoor de conclusies die hierop gebaseerd zijn meer als indrukken van de werkelijkheid uit het verleden beschouwd moeten worden dan als hard bewezen waarheden. Zo werden in Noordhoeks Nol slechts 130 botfragmenten gevonden waarvan van 93 vastgesteld kon worden van welke diersoort ze afkomstig waren. In Kats werden 613 botten gevonden waarvan er 286 gedetermineerd konden worden. De botten van Kats zijn eerder gepresenteerd in de vorm van een rapport.(4) Runderen In Noordhoeksnol komen botten van runderen het meest voor, gevolgd door die van schapen of geiten; in Kats is dat omgekeerd (tabel 1). Als we willen weten wat het aandeel in de vleesvoorziening is geweest van de afzonderlijke soorten, kunnen we beter naar de gewichts percentages kijken, omdat de verhouding bot-vlees bij verschillende zoogdiersoorten min of meer constant is. We zien dan dat ook in Kats het rund de belangrijkste leverancier van vlees was (59 gewichts-%). De botten van de runderen zijn, net als die van de schapen, flink gefragmenteerd en op verschillende botten zijn hak- en snijsporen te zien. Dit zijn kenmerken die typerend zijn voor de resten van dieren die gegeten zijn. De hak- en snijsporen, en de grote mate van fragmentatie, zijn ontstaan bij de slacht en het in porties verdelen van het vlees. De runderen werden in Noordhoeksnol overwegend jong geslacht (tabel 2). Op grond van de onderkaken en losse tanden kunnen minimaal zeven individuen aangewezen worden. Of de tanden en kiezen doorgebroken zijn of niet en de mate van slijtage van de kiezen, geven inzicht in de leeftijd die de dieren hadden toen ze geslacht werden.(5) Vier dieren waren ongeveer 15-18 maanden oud toen ze geslacht werden, een was rond de twee jaar en twee waren er ouder of veel ouder dan twee jaar. Ook in Kats werden veel resten van jonge dieren gevonden. De vroege leeftijd waarop de dieren geslacht werden, duidt erop dat de dieren gehouden werden voor hun vlees en 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1993 | | pagina 37