HET VEE VAN DE INHEEMS-ROMEINSE BEWONERS VAN NOORD-BEVELAND
afkomstig zijn, dat dan op een leeftijd van ongeveer 2,5 jaar gestorven is. Een zo jong paard is nog
niet of nauwelijks te gebruiken als rij-, trek- of lastdier, zodat het mogelijk is dat het dier gehouden
is om het voor zijn vlees te slachten. Uiteraard kan het ook door ziekte of ongeval zo jong
gestorven zijn en als kreng gedumpt. Hoewel we in dat laatste geval theoretisch een compleet skelet
zouden verwachten, zijn de vondstomstandigheden bij Noordhoeks Nol van dien aard dat het
ontbreken van een compleet skelet nog niet zoveel zegt. Bovendien komen op veel botten van
schaap en rund knaagsporen van honden voor. Als er een compleet paard gelegen heeft kan dat ook
door honden aangevreten zijn waarbij de afzonderlijke beenderen versleept en verspreid zijn.
Conclusies
Gezien het geringe aantal botten moeten we voorzichtig zijn met het trekken van conclusies en
hebben deze conclusies slechts een beperkte waarde. Maar als we dit in ons achterhoofd houden,
kunnen we samenvattend het volgende concluderen over het vee van de inheems-romeinse
bewoners van Colijnsplaat-Noordhoeksnol en Kats. In beide nederzettingen werd vooral rundvlees,
in mindere mate schapevlees en mogelijk ook paardevlees werd gegeten. De landbouw in dit in de
Romeinse tijd venige gebied was waarschijnlijk gericht op de veeteelt waarbij in Noordhoeks Nol
de nadruk lag op het houden van runderen terwijl in Kats vooral de schapenteelt van belang was.
De veehouders zullen uit zijn geweest op de produktie van vlees, melk, kaas, wol en huiden.
Varkens werden vanwege het minder geschikte milieu nauwelijks gehouden. Of en in welke mate
de jacht op vogels en de visvangst van belang was voor de voedselvoorziening van de mensen uit
Noordhoeksnol en Kats is vanwege het ontbreken van gezeefd materiaal niet vast te stellen.
Literatuur
Bekedam, M. C.H. Herweyer, 1978: Schapenteelt en schapeziekten, Zutphen.
Bottema, S. A.T. Clason, 1979: Het schaap in Nederland, Zutphen.
Cate, C.L. ten, 1972: Wan God Mast gift...; Bilder aus der Geschichte der Schweinezucht im Walde, Wageningen.
Grant, A., 1982: The use of tooth wear as a guide to the age of domestic ungulates, in: B. Wilson, C. Grigson and S. Payne
(eds.): Ageing and sexing animal bones from archaeological sites (BAR British Series, 109), 91-108.
Habermehl, K.H., 1975: Die Altersbestimmung bei Haus- und Labortieren, Berlin.
Jong, J. de, 1986: Pollenanalytisch onderzoek bij Noordhoeks Nol, Noord-Beveland (Rijks Geologische Dienst, Rapport 989).
Heeringen, R. van, 1993: Een nederzetting uit de Vroeg-Romeinse tijd nabij Colijnsplaat op Noord-Beveland, Historisch
Jaarboek voor Zuid- en Noord-Beveland 19. (deze bundel)
Lauwerier, R.C.G.M. 1988: Animals in Roman times in the Dutch eastern river area Nederlandse Oudheden, 12), 's-
Gravenhage/Amersfoort.
Luff, R.M. 1982: A zooarchaeological study of the Roman North-western Provinces BAR International Series, 137), Oxford.
Mensch, P,J.A. van, 1978: Dierenresten uit Kats (Zeeland) (Rijksmuseum van Natuurlijke Historie, Rapport).
37