METEN MET TWEE MATEN
Het gevaar van meten met twee maten was duidelijk aanwezig, bijv. bij de el.
De Nederlanders moesten leren rekenen met het nieuwe stelsel. Voor het onderwijs was hier een
belangrijke taak weggelegd. De relaties van oude en nieuwe maten werden in tabellenboekjes
duidelijk gemaakt, moderne versies van de oude Proportien.
Op de duur was het letterlijk meten met twee maten praktisch uitgesloten. En dat was maar goed
ook, want: (10)
'"n Méns mot ieder 't sien heve, is 't gin waer?"
Noten:
1. Van Dale's Nieuw Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, 7e druk, 's-Gravenhage, 1950, pag. 576.
2. Mattheus Smallegange, Nieuwe Cronyk van Zeeland, Middelburg, 1696, pag. 533.
3. H.J. van Swinden,Verhandeling over Volmaakte Maaten en Gewichten, Amsterdam, 1802, 2e deel, pag. 537.
4. Voor verdere gegevens, zie:
P.C. Molhuysen en P.J. Blok (eds.) Nieuw Nederlandsch Biographisch Woordenboek, 10 delen, Leiden 1911-1937, kolom
366 en 367.
F. Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen, Middelburg, 1888, pag. 200.
5. Mattheus van Nispen, Beknopte landmeet-konst, Dordrecht, 2e druk, 1699 en verder drukken.
6. Gemeente-archief van Goes, handschriften no. 153.
Zie ook:
A.P. Buijs, Uit het Claddebouck van de Goese Rekenmeester Comelis Fransz. Eversdyck, 1586-1666, in: Archief van het
Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, Middelburg, 1987.
7. J.M. Verhoef, De oude Nederlandse maten en gewichten, Amsterdam, 1983.
8. De breuken die in de verhoudingsgetallen in het Claddebouck voorkomen zijn door de schrijver om redenen van
typografische aard tot decimale breuken herleid en op één decimaal afgerond.
9. De houtvoet werd gebruikt door timmerlieden en de glasvoet door glazeniers. Eversdyck kreeg van de Middelburgse
glazenier Pieter van Meldert de nodige gegevens. Deze glazenier moest de ramen plaatsen in de Grote Kerk te Goes, waar
de rekenmeester kerkmeester was.
Een wijnroeier was iemand die door peiling en berekening de hoeveelheid wijn in een vat bepaalde, meestal in verband
met te heffen accijnzen. Veel landmeters waren tevens wijnroeier.
10. H.C.M. Ghijsen (red.) Woordenboek der Zeeuwse Dialecten, Den Haag, 1964, pag. 1106 en 1187.
63