L.J. MOERLAND trijntje. De Staten komen tot het besluit om geen stadhouder meer te benoemen. Het eerste stadhouderloze tijdperk wordt een feit. Het gevolg is dat de steden nu ook meer autonomie eisen. Goes is daar een goed voorbeeld van. In 1651 brengt ze een concept-reglement in de Staten van Zeeland, waarin bepaald wordt dat het stadsbestuur de baljuw voortaan benoemt. Hier gaat het stadsbestuur toe over, om in de toekomst te voorkomen, wanneer er opnieuw een stadhouder wordt benoemd, deze de benoeming van stadsbestuurders niet meer in de hand zou hebben. De Staten staan dit echter niet toe en houden de benoeming van de baljuw aan zichzelf. In 1655 wordt dan ook prompt de verkeerde benoemd, namelijk Batholomeus Dankerts, waarmee de stad grote problemen krijgt. In 1655 al komt de eerste onenigheid, namelijk over de benoeming van twee stadsrentmeesters. De stemmen staken en Dankerts wil zijn kandidaten benoemd zien. Dit was tegen het zere been van de burgemeesters. Dankerts beklaagde zich bij de Staten en deze handhaafden de twee zittende rentmeesters. Een woedende menigte nam daarop Dankerts gevangen en onder bedreiging werd zijn degen en daarmee zijn waardigheid afgenomen. Zijn medestanders ontketenden daarna enige rellen, waarbij de kapitein van de burgerwacht, Gillis van der Nisse, sneuvelde.In de daarop volgende periode braken er steeds meer rellen uit en de meeste medestanders van Dankerts hielden het op den duur voor gezien. Toch werd hij gehandhaafd door de Staten. Hij verliet Goes, maar wilde zich geweld meester maken van het baljuwschap. Daarvoor huurt hij een aantal krijgslieden. De aanslag op Goes mislukt echter en zijn rol is verder uitgespeeld. In 1662 worden er nieuwe regels opgesteld, die moeten voorkomen, dat er weer een controverse, net als met Dankerts ontstaat. De nieuwe regels helpen echter niet veel. Daarmee zijn we bij het tijdperk aangeland waar wij in dit artikel aandacht wilden besteden. Om het concreter te zeggen, de controverse die in de Goese geschiedenis bekend staat als de zaak Westerwijk. Opnieuw is de verkiezing van de twee rentmeesters de aanleiding om een machtstrijd uit te gaan vechten. Wij noemen dit de aanleiding, omdat de werkelijke oorzaak de machtstrijd in de stad is tussen de Oranjegezinde partij en de regenten, die de pottekijker van Oranje, die de stadhouder in hun ogen was, niet wilden hebben. Wat was namelijk het geval? In 1672 kwam er een einde aan het eerste Stadhouderloze tijdperk en Willem III werd stadhouder. Toen ook werd in een aantal steden de wet verzet, dat wil zeggen de aanhangers van de Prins van Oranje kwamen op het kussen. Ondanks deze wets verzetting krijgt de Prins nog heel wat te stellen met hem vijandige magistraten.(2) Dit is wat er ook gebeurt in Goes in 1692. Er komt nog bij dat Goes al vanaf 1578(satisfaktie met de prins Willem I) niet veel op heeft met Oranje. Men erkende hem als heer, maar dat was dan ook alles. Doordat Stadhouder Willem III in 1689 koning van Engeland werd, steeg zijn stadhouderlijk gezag, zodat hij bij de controverse niet over zich heen kon laten lopen. Eerst krijgt u een beknopte omschrijving van het konflikt, daarna volgen wij het aan de hand van brieven en ooggetuigeverslagen. 2. Goes in 1692. Beknopt overzicht van een machtsstrijd. De machtsstrijd komt in het kort hierop neer. In 1692 breekt er een conflikt uit tussen de faktie van Adolf Westerwijk en de faktie van de baljuw, Cornelis Eversijk, die bekend staat als een aanhanger van Willem III. Het conflikt gaat over de benoeming van twee stadsrentmeesters. De baljuw wil meestemmen over deze benoeming, wat volgens de oude privileges, zoals wij al in de inleiding zagen, niet kan. De fakties, die tegenover elkaar staan worden de fakties van de Witte Ganzen en de faktie van de Dikke Pofgans genoemd.(3) Volgens Roorda in zijn boek "Partij en faktie" wordt een 66

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1993 | | pagina 68