L.J. MOERLAND Gruwaert en schepen van Dort, die afgevaardigd worden door de officieren, die het niet eens waren niet de benoeming van de nieuwe leden van hun korps. Blijkbaar krijgt Adolf Westerwijk met zijn aanhang het nu spaans benauwd, want ook deze vertrekt naar Den Haag op 30 april. Adolf Westerwijk, Mattheus en Niccolaas Eversdijk worden door een grote menigte uitgeleide gedaan. Hun was ter ore gekomen, dat zij te "kins" waren om zich bij de koning te laten zien. Zij willen de zaak van hun kant aan de koning uit leggen, zodat hij geen verkeerde voorstelling van zaken krijgt. Onder het luiden van de klok en met veel gelukwensen vertrekken zij. Op 12 mei keren deze heren terug en zij worden door een grote menigte verwelkomd en er worden ter begroeting musketten afgeschoten. De heeren Gruwaert en van Dort daarentegen keren met stille trom naar huis en de baljuw gaat zelfs niet verder dan Breda. Op vijftien mei gaan Westerwijk en Eversdijk dan op uitnodiging van de heer van Naussau-Odijk. die Willem III in Zeeland vertegenwoordigt en een telg is uit het bastaardgeslacht van Nassau-Odijk, waarvan prins Maurits de stamvader is, naar Breda om met de baljuw tot overeenstemming te komen. Ze gaan met een heel gevolg naar Breda, maar keren op 19 mei onverrichter zake terug. De baljuw keert op dezelfde dag ook weer in Goes terug, om vier dagen later wederom naar Den Haag te vertrekken. Op 29 mei krijgen dan de heren Westerwijk en Eversdijk het verzoek van de baljuw om naar Den Haag te komen om opnieuw de gerezen problemen te bespreken. Het wordt in deze dagen een tijd van heen en weer reizen naar Den Haag van zowel de heren Westerwijk en Eversdijk als van de aanhangers van de baljuw, de heren Gruwaert en van Dort. Op 9 juni keren de heren weer terug zonder iets bereikt te hebben. De heren Westerwijk en Eversdijk worden wel weer door een grote menigte en onder het afschieten van musketten ingehaald. Dezelfde avond komt het tot relletjes in het Voetbogenhof, de plaats waar de schutterij van de voetboog bij elkaar komen. Er wordt echter niemand gewond. Dan wordt de zaak op de spits gedreven. Op 10 juni worden er twee Oudermannen gekozen namelijk de rentmeester Cornelis Lopsen en de heer Jacobus van Ossewaarde. Hierna wordt er een nominatie samengesteld voor de verkiezing van burgemeester en schepenen. Zonder veel ophef keren de heren Gruwaert en van Dort in de stad terug. Het blijkt die dag zeer slecht weer te zijn. Op 21 juni schrijft de baljuw een brief om de verkiezingen uit te stellen op verzoek van de koning. Ook vertrekken er nu aanhangers van de baljuw naar Holland. De dag van de verkiezing van burgemeester en schepenen nadert met rasse schreden, namelijk Sint Jansdag Middensomer(24 juni). De heren durven in de middag van deze dag toch niet over te gaan tot verkiezing, aangezien zij op 23 juni een brief van de koning hebben gehad, waarin deze verzoekt dat dezelfde heren op hun post blijven zitten. Er komt echter om vier uur een woedende menigte aan het stadhuis vragen waarom men nog steeds niet is overgegaan tot verkiezing. Waarschijnlijk zijn ze opgezweept door Adolf Westerwijk. die een menigte zeer goed kon bespelen en rap van tong was(8). De heren verklaren, dat zij niet tot verkiezing konden komen omdat zij niet compleet waren. Dit neemt de volksmenigte echter niet en men vertrekt naar het huis van de heren Gruwaert en Nollens en anderen om hun te bewegen naar het stadhuis te gaan. Door de woedende menigte bang geworden, doen zij dit ook en kan de verkiezing volgens het privilegie plaatsvinden. Men moet wel bedenken, dat de stadsregering nog steeds volgens het privilege handelt en dat eigenlijk Willem III zijn gezag te buiten gaat. Piccardt schrijft hierover: "Ik zal niet met zekere schrijver zeggen: "dat men zich moet verwonderen als de stadhouder de palen van zijn gezag te buiten ging, waar de regenten dwaas genoeg waren te bekennen, dat zij hem gehoorzaamheid schuldig waren. Maar ik geloof wel, dat de onlusten, die hier in 1692 plaats grepen en eenen zodroevigen nasleep hadden, door de al te strenge maatregelen van de prins waren uitgelokt, en dat deze wederom het gevolg waren der eenzijdigheid van hen, die den Vorst door eene slaafsche onderwerping zochten te dienen."(9). De verkiezing wordt aan "de pui" afgekondigd en iedereen gaat rustig naar huis. Een dag later vertrekken de heren Gruwaert en van Dort om het hele verhaal in geuren en kleuren aan de baljuw 70

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1993 | | pagina 72