DE DIKKE POFGANS TEGEN DE WITTE GANZEN
te gaan vertellen. De heren regeerders krijgen nu goed de schrik in de benen en op 26 juni schrijven
zij een brief aan Willem III, waarin zij uitleggen wat erop 24 juni precies gebeurd is. Onder druk
van de volkswoede zijn ze tot verkiezing over gegaan, terwijl de koning om uitstel had gevraagd.
Dit heeft men gedaan, omdat men bang was, dat er een oproer zou uitbreken. Enige invloedrijke
burgers hebben de magistraat te verstaan gegeven, dat de regering gekozen moest worden. Men
vraagt de koning dan ook de verkiezing goed te keuren, hoewel deze slecht voor hem uitvalt.
Hierop benoemt de koning tot zijn vertegenwoordigers de heren Rosenboom en Cau. om de
geschillen lussen de baljuw en de regenten op te lossen. De regenten willen vast blijven houden aan
hun oude rechten en privileges. Het gereis naar Den Haag begint opnieuw. Ditmaal is het de beurt
aan Adolf Westerwijk. Deze en zijn broer worden door de heer Schoor, één van de aanhangers van
de baljuw op een grove manier uitgescholden.
Op 23 juli begint men de burgerij te mobiliseren, omdat men wist dat men op het punt stond,
soldaten naar de stad te sturen. Er wordt een halve compagnie geformeerd. De zaak raakt nu in een
stroomversnelling. Op 10 augustus verschijnen er drie mannen voor de Hoofdpoort, Kapitein
Kornelis Lopsen heeft op dit moment de wacht, die vertellen dat de soldaten zich ingescheept
hebben in Middelburg, Vlissingen en Sas van Gent en op weg zijn naar Goes. De stad neemt
meteen tegenmaatregelen. Op maandag de elfde augustus geeft burgemeester Eversdijk Kapitein
Lopsen het bevel de havenboom en de poorten te sluiten. De havenboom lag bij de Havenpoort en
ais men deze sloot, konden de vijandelijke schepen niet in de haven komen. Tot 10 uur moeten alle
poorten en posten bezet blijven. Daarna zal de aflossing komen. Het was niet voor niets dat men het
deed. Op 14 augustus om tien uur liggen er 14 schepen met 20 compagnieën, dus 700 man, aan
boord voor het havenhoofd onder commando van Kapitein Cornelis Zuidland. Er wordt groot alarm
in de stad geslagen. De kapitein eist om 12 uur de stad op. De burgemeester Mattheus Everdijk
haalt een delegatie van drie officieren van de troepen op voor onderhandeling. Er wordt een
vergadering op het stadhuis belegd. Daar wordt besloten, dat de troepen buiten de poorten moeten
blijven. De drie officieren brengen deze boodschap over en de troepen trekken op naar de poorten.
Volgens de dagboekschrijver wordt er opnieuw alarm geslagen in de stad. De schutters moeten met
het geweer zo snel mogelijk naar de poorten en wallen om de stad te verdedigen. De soldaten
trekken tot aan de poorten, nemen de gebouwen buiten deze in bezit. Zo zijn al de poorten bezet.
Dan houden de troepen halt. De belegering van de stad begint. De volgende dagen gebeuren er
verscheidene zaken. De regering kondigt af, dat wie de poort of poorten opent, kan rekenen op een
boete van twee ponden. Er gaat een vrouw door de stad, die op een bekken slaat en de mensen
aanspoort de poorten dicht te houden.
De derde dag van de belegering trekt de burgemeester Eversdijk en Adolf Westerwijk met een
groep burgers over de veste, genaamt het Langerak aan de noordzijde van de stad, om op deze
manier een vrije doorgang naar de stad te krijgen. Er worden twee borstweringen op de singel
opgewoipen. Het volk moet zich hier gaan verdedigen, daar de soldaten erin slagen de borstwering
te doorbreken. Zij roepen de burgers toe geen onnodig bloed te vergieten. Zij moeten ook maar
orders opvolgen. Daarna zijn ze weer weggegaan. Al met al even een hachelijk moment. De
diplomatie zit ook niet stil. Op 17 augustus verschijn de secretaris van de gecommitteerde raden
van Zeeland in de stad. In tegensstelling tot de bode van de Staten wordt deze door de troepen in de
stad gelaten.
Hij komt de situatie opnemen om rapport uit te brengen aan dit college. Hij blijft een dag in de stad
en vertrekt de achttiende om rapport uit te brengen.
Tijdens deze dagen gebeuren er nog meer opmerkelijke gebeurtenissen. Op 15 augustus verschijnt
er een bode van de Staten van Zeeland voor de poort. De troepen weigeren de bode binnen te laten.
Op de zestiende wordt hij wel binnengelaten en overhandigt een aantal brieven. De vijfde dag van
71