DORPSE VERHALEN VAN ZUID- EN NOORD-BEVELAND secretaris er vandoor was en de veldwachter moest op onderzoek uit. Hij trok ook in de richting van Goes. Toen hij bij de Karnemelkseput kwam, zag hij daar een pet drijven. Hij keek eens goed en schrok geweldig. Dat was de pet van De Snoo. Die zou toch geen...., nee dat kon toch niet. Hij rende naar de burgemeester terug en vertelde hem wat hij ontdekt had. Snel besloot men te gaan dreggen in de put. Urenlangs was men in de weer, maar tevergeefs. Alleen de pet haalde men uit het water. Van De Snoo geen spoor. De afloop van deze historie is als volgt. De vader van de gemeentesecretaris mocht het door zijn zoon geroofde terugbetalen. Het kwam nog tot een strafzaak tegen De Snoo, maar in persoon was hij daar niet bij. Op 13 december 1889 werd hij bij verstek veroordeeld. Vele jaren later wandelde er een wat oudere man over het Geertesplein te Kloetinge. Vanuit de secretarie zag men hem lopen. De oude werkster Stien zag hem, riep: "Nee, da's toch hin waor.." en liep haastig naar buiten. En inderdaad, het was De Snoo die het niet kon laten om nog eens een keer terug te komen naar het dorpje, dat hij zo in opschudding had gebracht. De trouwlustige dienstmaagd De Snoo's opvolger, de achtenswaardige J. van der Bilt, werd in 1890 benoemd door het Kloetingse gemeentebestuur. Hij bewoonde het huis, waarin jaren daarvoor Buijs Ballot was geboren. De secretaris was uit principe vrijgezel. Toch was zijn woning niet van vrouwvolk ontbloot. Het huis moest schoongehouden worden en in die tijd was het nog niet gewoonte, dat een man zijn eigen potje kookte. Noodgedwongen moest Van der Bilt dus omzien naar een huishoudster. Daartoe had hij juffrouw Amalia Magdalena Elisabeth Helena Frederica Favrat von Jacquier de Bernaij in dienst genomen. Zij was afkomstig uit Usingen in Duitsland. De huishoudster bleek een wakkere dame te zijn. Ze hield de woning voortreffelijk schoon en kookte een potje, dat er wezen mocht. En wat meer was, ze vatte liefde op voor haar broodheer. Ze vond het ook wel geslaagd, wanneer ze na een huwelijk, zou worden aangesproken met "mevrouw" in plaats van "juffrouw", wat toch enkele treden lager in de dorpsadat was. Maar onze principiële vrijgezel had eerst niet eens in de gaten, dat zijn huishoudster op de amoureuze tour ging. Het potje dat ze kookte werd steeds lekkerder, het huis schoner, de zorg waarmee ze haar gemeentesecretaris omringde steeds zorgzamer. Maar Van der Bilt vond het kennelijk allemaal best. Toen ze tot de ontdekking kwam, dat de door haar beproefde middelen niet werkten, besloot ze tot een andere aanpak. Ze nam een kussensloop en bond die om haar middel. Regelmatig was ze te vinden in het kippehok, waar ze niet alleen de eieren raapte, maar ook kippeveren, die ze in de sloop stopte. Zachtjes aan dijde ze op die manier steeds verder uit. Op zeker moment vroeg ze Van der Bilt te spreken en vertelde hem, dat ze zwanger was. De goede man kreeg bijna een flauwte van schrik. "Er wordt gepraat op het dorp," zei ze en om verdere praatjes te voorkomen, was het maar het beste, dat ze zouden trouwen. Maar daar voelde Van der Bilt niets voor. Hij luisterde eens naar wat er in het dorp verteld werd, terwijl zijn huishoudster maar bleef aandringen op een huwelijk. De goede man werd zo wanhopig, dat hij zich op zeker moment verhing in zijn woning. Ko en Maria Twee schuchtere mensen, rond 1910, in Kloetinge, kregen met elkaar verkering. Niets bijzonders zult u zeggen. Zoals het jonggeliefden in die tijd betaamde, moesten ze enige vorm van intimiteit vooral buitenshuis zoeken, want bij vader en moeder in de kamer was het "handen boven tafel." Ko 105

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1994 | | pagina 107