Concurrentie in de kerk Jannetje Smit DORPSE VERHALEN VAN ZUID- EN NOORD-BEVELAND burgervader zelf geen auto. Daarom de adjudant van de Rijkspolitie maar gebeld. Die was best bereid om de eerste burger op de motor met zijspan naar Nieuwdorp te brengen, zodat Elenbaas de openingshandeling zou kunnen verrichten. Zo gezegd, zo gedaan. De adjudant op de motor en de burgemeester in het bakje. Aan het eind van de middag opende hij het verenigingsgebouw op plechtige wijze, waarna een receptie werd gehouden, waarop de burgemeester en zijn adjudant zich de consumpties goed lieten smaken. Nu was het najaar en dus 's avonds vroeg donker. Maar dat was geen beletsel om het feest in het dorpshuis op ruimhartige wijze voort te zetten. De meeste inwoners van het dorp waren al naar huis en bereidden zich voor op de komende zondag. Eén van die voorbereidingen was: op tijd naar bed. Logisch, want de afgelopen week was er hard gewerkt. De mensen hadden rust nodig. Het feest in het dorpshuis duurde onverminderd voort. Bij dorpspolitieman Finson ging de telefoon. Klachten uit de omgeving van het dorpshuis. Het was daar wel erg luidruchtig. Of hij nu wilde of niet, Finson moest er heen, maar zijn verhaal maakte op de burgemeester geen enkele indruk. Sterker nog, Finson moest maar gauw naar huis gaan en zich niet met het feest bemoeien. De adjudant, die zeker net zoveel versnaperingen als de burgemeester in de keel gegoten had, lachte daverend om de reprimande, met dikke tong uitgesproken. Rond een uur of elf brak het moment van scheiden aan. Geen wonder, bijna alle flessen waren leeg. Burgemeester en adjudant zochten, enigszins met moeite, de motor met zijspan op en trachtten in- en op te stappen, wat na enige tijd lukte. De adjudant trapte de motor aan, wat ook al niet meteen ging, omdat hij iedere keer op de tweede trapper wou trappen, die er in werkelijkheid niet was. Maar op een gegeven ogenblik weerklonk een daverend lawaai. Met een wel zeer knetterende motor zwaaiden de burgemeester en zijn adjudant de weg op. Aan het eind van de Havenweg draaiden ze de Coudorpsedijk op, in plaats van linksaf richting 's Heer Arendskerke. Zo kwamen ze op het dorpsplein en de Citadel terecht. Het hele dorp raakte wakker van het oorverdovend lawaai. Het verhaal gaat, dat Finson de knalpijp van de motor had afgeschroefd. Een bewijs daarvan werd nooit geleverd. Jan Walhout, die leefde van 1839 tot 1919 en in Borssele woonde, was tijdens zijn leven jaren lang voorzanger van de Ledeboeriaanse gemeente ter plekke. Eerst in de houten kerk op de hofstee van boer van Overbeeke, later van het kerkje in 't Lombok. In het nieuwe kerkje had hij een betere plaats als voorheen in de oude kerk. Nu had hij een plekje in de "Tuun" met een eigen hekje ervoor. Nu wilde het geval dat er nog iemand in de kerk kwam die dacht dat hij ook wel goed kon zingen, "en wê beter as Jantje Wallout." De praktijk leerde dat dit echter niet het geval was. Hij had wel een harde stem, maar kon de wijs niet houden. Vooral bij de hoge noten ging hij nogal eens verkeerd. Maar Lauw Paardekoper gaf het niet zo vlug op. Hij werd dan altijd aangemoedigd door zijn vrouw, die achter hem zat. Zij prikte hem dan met haar vinger in de rug, siste dan: "Toe Lauw, toe Lauw." Zo sleepten beide "voorzangers" in een vocaal gevecht de zang tot een eind. Jannetje Smit (Borssele 1844-1916) was bij haar overlijden eenendertig jaar weduwe geweest van Abraham de Maker. Bram was mankerende en had een dokter in Goes bezocht. Deze had hem dringend verzocht niet op een boerenwagen mee te rijden, maar te lopen. Bram had echter het ad vies in de wind geslagen en was toch met iemand meegereden. Thuisgekomen kreeg hij een bloed- 107

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1994 | | pagina 109