A.J. BARTH EN L.J. MOERLAND spuwing en de andere dag weer. Daar is hij dezelfde dag overleden (1885). Jannetje was niet met de "Godsdienst" groot gebracht, maar door haar huwelijk bij de afgescheidenen terecht gekomen. Ook had ze niet zoveel verstand van werken, want toen zij jong was had haar vader van de een op de andere dag een heleboel geld, zodat zij uit haar dienst thuis moest komen. Van het boerewerk wist ze helemaal niets af. Toen na het overlijden van haar man, de familie en buren alle produkten van het land gehaald hadden en verkocht waren, kon zij alle rekeningen van de doktoren betalen, ook waren er nog voldoende aardappelen over om de winter door te komen. Hierop dankte zij op speciale wijze "De HEERE." Op latere leeftijd woonde zij op het dorp in een huisje met twee grote gele honden. Als je dan het ongeluk had, dat Jannetje "bekwêêm" was om naar de kerk te komen, dan wist je het weer wel. Als je dan thuis kwam kon je je eigen poedelnaakt uitkleden om je te ontdoen van de hondenvlooien. Vooral diegene die hun vaste plaatsen naast haar hadden, zoals onze tante Joanna. Zij kreeg nog jeuk als zij het vertelde. Dikwijls was Jannetje goed bij de predikatie betrokken, zoals die keer dat er gelezen werd door de predikant ook zijn er schapen die van deze stal niet zijn, ook die moet ik weiden", waarop Jannetje voor ieder duidelijk hoorbaar zei: "zö as ik EERE, zó as ik EERE" en zich daarbij krachtig op de borst slaande. Jannetje Smit (1844-1916) met kleindochter Jans Blankenburg-Fraanje 1907-1986). Foto c. 1910. 108

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1994 | | pagina 110