DORPSE VERHALEN VAN ZUID- EN NOORD-BEVELAND Marinus voor een stuiver verkocht had, had hij voor een dubbeltje dorst. Het kwam wel voor dat hij liggend boven zijn negotie thuis kwam. Dat was ook niet z'n probleem, want de honden wisten ook de weg naar huis. Slecht voor de kwaliteit van de negotie? Wel nee, want Marinus beschikte over een ruum geweten "Wè zó gróót da je dur mie een paerd em waegen in kon drooie." De Zeeuwse Castro Hoe die vrijgezel aan zijn bijnaam kwam, weten we niet, maar iedereen noemde hem Castro. Hij was een bijzondere man, goed van karakter, flink in de slappe was en hij luste graag een biertje. Had hij wat teveel op, dan was hij uitermate vrolijk en vriendelijk tegen iedereen. Nooit kon men hem van een kwade dronk betichten. Met twee andere broers was hij middenstander. Maar toen de zaak niet zo best meer liep, moest die worden verkocht. En Castro moest omzien naar een andere baan, al was het maar om te kunnen blijven eten en drinken. Zo werd hij schipper op een zandbak bij een groot baggerbedrijf, dat op zeker moment een klus moest doen bij Terneuzen. Onze schipper woonde aan boord en kookte daar zelf zijn potje. Maar als het vrijdagavond was dan was hij vrij tot de maandagmorgen vroeg. Hij waste en schoor zich, kleedde zich behoorlijk aan en ging de hort op. Soms bleef hij weg tot zondagavond laat of maandagmorgen vroeg. Zo gebeurde het op zekere maandagmorgen, dat Castro niet present was. De bemanningen van de andere zandbakken gingen eens kijken waar hij bleef, zagen zijn klompen aan dek staan en de kajuit niet op slot. Iedereen dacht, dat hij met zijn dronken kop overboord gevallen was en verdronken. Direct sloeg men alarm en ook de politie werd gewaarschuwd. Men dregde een heel eind langs de kade, maar niets werd opgehaald dat op Castro leek. Zo was een politieman bezig met dreggen vlak bij de zandbak waarop Castro schipper was. Op een gegeven moment kwam onze vrijgezel aanlopen. Hij zag de politieman druk bezig en begon deze te helpen met dreggen. Een een poosje vroeg hij aan de agent wie er eigenlijk verdronken was. Deze antwoordde: "Ik weet het ook niet, ik weet alleen dat ze hem Castro noemden." Daarop antwoordde Castro laconiek: "Laten we dan maar stoppen met dreggen, want ik ben Castro." En zo ging overal de mare rond: "Castro is naar zichzelf aan het dreggen geweest." De avond, die op deze gedenkwaardige dag volgde, is er een behoorlijk pintje gedronken, die allemaal door Castro moesten worden betaald, maar dat deed hij graag, omdat het een teken was, dat hij niet verdronken was. Dit artikel kwam tot stand met medewerking van AJ. Blok, L.P. Duinkerke en P. Fraanje. 111

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1994 | | pagina 113