REDERIJKERSKAMER "DE FIOLIEREN" Volgens dit gedichtje achtte de schrijver de kamer niet van de prompste, dus niet van de netste, de correctste, doch hij verwachtte niet, dat zij daardoor zou bezwijken en hij bleef beminnen. In 1619 zijn volgens de presentielijst de navolgende personen lid van de kamer: Jan Marinissen Anthonij Wouterse Lenaert Piersen Samewel Bartelse Jacob Cornelisse Lambrecht Adrijsse Adrij Gillisse Geert Com- Jan Janse baeij Adrij Com- Com Lambrechtse Jan Jobsse pnns hoofdman ontvanger deken deken In 1764 is het navolgende overzicht gegeven. "dijt is de lijste van de gijldebroeders van s gravenpolder Balten van Weele tomijs scuijter comelis verdun Ian van grijken Marijnijs huijge Adrijan de wijtte machijel van Sweveren Jacobus kegel Cornelijs Bos frans maes Adrijan van den ende Job marijnijsse Jan Raes Laurijs Sam Anderijs van den ende Wijlm Raes Jan tijmmerman mels ondert Jacobus pover pijeter poole Jan verzeuw pijeter vermeule". pnjns hoftman 1 deken 2 deken 3 deken Sijcretaris Hoewel de compartitieboeken dus in hoofdzaak werden benut voor het aantekenen van de datum waarop de kamer gehouden werd en wie daar aanwezig waren, werden zij, zoals hiervoor reeds gezegd, ook van andere aantekeningen voorzien. In 1624 werd vermeld: "Aengenomen op den VI december Pieter Cornelisse ende Wilum Jobsen", terwijl daarbij ook genoteerd werd, dat eerstgenoemde "heeft gegeven van sijn incomste". Zoals wij reeds eerder opmerkten, deed de kerkelijke overheid bij herhaling een beroep op de 49

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1994 | | pagina 51