REDERIJKERSKAMER "DE FIOLIEREN" ten haghter was sedert den tijt van vier haghter een volgende jaren voor een somme van 1-5-6 van Den jare 29 tot Den jare 33 in presentie van prinse en hooftman en een Deken Secretaris en Comelis Negelkk tot Getuijgen van Desen en Doen verteert 0-5-0 Gegeven voor t gemeene Gilde aen Jacobus Raes 0-5-5 voor het verschrijven van prevelegie ende aen het pampier bij hem verschoten op den 24 augustus 1734 bij mij onderteekent Jacobus Raes." De gelegenheid werd aangegrepen om van het bedrag van 1-5-6 een halve pond te verteren en ruim een halve pond vlaams aan Raes te betalen, omdat deze op het door hem bij voorschot betaalde papier de privilege had overgeschreven. Helaas is toen de voor deze kopiëring gebruikte inkt minder goed van kwaliteit geweest, aangezien de tekst op verschillende plaatsen in het reglement thans is verdwenen, terwijl ook het papier de tand des tijds niet vlekkeloos heeft doorstaan, zoals wij hiervoor reeds vermeldden. Wanneer we de volgende verklaring van ontvangst, waarin het voor het jaar 1735 verschuldigde bedrag is verantwoord, vergeleken met het totaalbedrag voor de vier achterstallige jaren, ad. 1-5- 6, dan zien we dat in feite slechts voor 3 jaar werd voldaan. "Ontfangen De jaerlijckse Rente van komelis van eekeren molenaer tot s gravenpolder van wegens De vergunnige van ons edele ambagtsheeren Aen de rederijkers de somme van 0-8-6-0 Het bedrag is na ruim 100 jaar van 18 schellingen gedaald tot 8 schellingen en 6 groten. Opvallend is ook, dat van de ontvangsten over 1733 en 1734 niets werd vermeld, maar dat wel werd opgetekend: "Wij Gildebroeders van s gravenpolder Bekenne voldaen te wesen van kornelis van Eekeren molenaer tot s gravenp. over den jare 1736". Deze verklaring komen we ook tegen ten aanzien van een aantal daarop volgende jaren. Volgens Poldermans hebben op een afzonderlijk vel, dat helaas in het archief niet meer te vinden is, de volgende verklaringen gestaan: "Wij gildebroeders van retorijca van Schravenpolder bekennen geackoordeert te hebben met den molenaar wegens een veertel tarwe ende dat alle jaare voor 11 schellingen, den 1 November anno 1749. 51

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1994 | | pagina 53