REDERIJKERSKAMER "DE FIOLIEREN" van 3-15-5". Deze Andries heette vermoedelijk Lodewijks. Dit wordt afgeleid van het feit, dat dit de enige Andries was, die bovendien op 7 december 1736 werd gekozen tot prins van het gilde. "Den Brouwer" zal wellicht de leverancier van het bier zijn geweest, ofschoon ook staat genoteerd "Voldaen aen de waerd op den 8 Dec. 1736 de somme van 2-10-0". De waard zal de zojuist genoemde Ferdinandus zijn geweest, die dan toch het door de brouwer geleverde bier wel in zijn kamer heeft laten schenken en drinken. Onderaan een lijst van deelnemers aan de kamerbijeenkomst op 2 april 1782 is een aantekening gemaakt over een "vermakelijkheid", die wij bij het handbogengilde in diezelfde tijd tegen kwamen en speciaal voor de vrouwen werd georganiseerd, deze notitie luidt: "van ganse klippelen voor de prijs 0-8-1 voor ganse 0-5-0 lint 0-0-2 £0-13-3 Ook in 1785,1790 en 1791 werd een bedrag geboekt "voor de gans" van resp. 0-5-0, 0-6-8 en £0-10- 0. De prijs van de ganzen was toen kennelijk stijgende. In andere perioden werd over deze knuppelarij van ganzen niets aangetroffen, zodat het als tijdverschijnsel zal zijn aan te merken. Op 23 februari 1728 werd de vrouw van de bode Huijbregt Palmboom begraven en ter gelegenheid daarvan werd door het gehele gilde 0-9-0 verteerd. Op 15 december 1777 werd de vrouw van Jacobus Kegel "ter harden gedragen". Dat er na deze begrafenis wel wat gedronken zal zijn, valt niet te betwijfelen, alleen de uitgaaf daarvan werd niet genoteerd. Deze begraaf- en overlijdensdata worden regelmatig aangetroffen. Ook de aantekening, dat het lid het gilde verliet, en dan werd meestal naast de datum de uitdrukking "Van het uijtgaen van het gijlde" gebruikt. De vraag rijst dan ook of de in afwijking daarvan gemaakte notitie "Willem hagebos vermist den 30 november 1770" letterlijk moet worden opgevat. In ieder geval komt zijn naam later niet meer in de ledenoverzichten voor. Ook met het schrijven van de namen was men niet altijd even nauwkeurig. Zo lezen we in de ene ledenlijst Pieter de Koo, doch enkele bladzijden verder heel simpel geschreven "pi te ko". Gecorrigeerd werden dergelijke foutieve vermeldingen zelden. Alleen op 30 november 1714 vond er wel verbetering plaats. Toen werd er kamer gehouden en werd als colfmeester Adriaen Matthijsse boven aan de lijst van aanwezige leden vermeld. Onderaan werd echter de aantekening gesteld "dit is bekaaijt geschreven het moest kolf meester aam- marijnse wesen". Ook dat moet echter bij vergelijking met de voorgaande en volgende lijst met namen onjuist zijn, want daarin komt Job marijnisse als naam voor, die daarop het meest lijkt. Onderaan de lijst van leden, die op 24 juni 1735 kamer gehouden hebben, is opgetekend "nog een dalder te quaet gegeven aen de bode van kapelle 0-3-4". Dit zal de bode van de rederijkerskamer "De Wijngaerdrancke" zijn geweest, die zich kennelijk voor een daalder oftewel een gulden in de schuld moest steken. De terugbetaling werd later niet genoteerd. Of men omstreeks 1656 ook al aan het samenstellen van rebussen deed, weet ik niet, maar er komt in die tijd onderaan de bladzijde wel een merkwaardige regel voor, die als volgt geschreven is: "lek ////Z ter om de (t) te kennen". Of het laatste figuurtje een trapleer is en de regel daardoor eindigt met "te leren kennen" acht ik een mogelijkheid, maar de rest zegt mij niets. Voor puzzelaars lijkt het me een leuke opgaaf en ik blijf benieuwd naar de oplossing. 53

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1994 | | pagina 55