A.P. BUIJS meekrap-kleurstof te bepalen. Deze kleurstof, alizarine genaamd, bleek gebonden te zijn aan glucose. Door verwarming met verdund zwavelzuur valt die scheikundige verbinding uit elkaar onder opname van water. Dan ontstaan alizarine en glucose (druivesuiker), die respectievelijk kleurstof voor textiel en leder, en grondstof voor alcoholfabricage waren. Bij sommige fabrieken voor meekrapbewerking werd dan ook een distilleerderij gebouwd. De fabriek voor meekrap bewerking werd een chemisch bedrijf, dat een kleurstof van hoge kwaliteit leverde, garancine genaamd. Door de verschillende scheikundige bewerkingen van het meekrappoeder ontstonden diverse kleurstoffen die welluidende namen kregen, zoals colorine (resultaat van bewerking met wijngeest) en fleur de garance. De Franse namen verwijzen duidelijk naar het land van herkomst. 5. De ondergang van het meekrapbedrijf. Tussen 1850 en 1860 bloeide de meekrapcultuur in West-Europa. De groeiende produktie van de textielfabrieken deed de vraag naar verfstoffen toenemen. Toen echter de Amerikaanse Burgeroorlog uitbrak, stagneerde de katoenexport van dat land, de produktie van de Westeuropese textielfabrieken daalde en daarmee de vraag naar kleurstoffen. Na 1860 treedt dan ook een daling van de prijzen op de meekrapmarkten op. De scheikundigen hadden intussen niet stil gezeten. De Duitse onderzoekers Grabe en Liebermann wisten alizarine om te zetten in anthraceen, een stof die men als afvalstof van de glasfabriek kende. Zou de chemische reactie ook in omgekeerde richting lukken? Jawel, in 1869 maakten de beide chemici alizarine uit anthraceen. Dat opende wereldwijde perspectieven: alizarine maken uit afval...! Begin zeventigerjaren maakten fabrieken in het Wuppertalgebied de eerste synthetische kleurstoffen tegen lage prijzen. Uiteindelijk stortte de meekrapmarkt in Nederland in. Fabrieken kwamen stil te liggen, soms probeerde men ze nog te gebruiken voor het drogen en verwerken van cichorei, maar veel leverde dat niet op. De landbouwers wendden zich af van de meekrapteelt en schakelden over op het telen van suikerbieten. Meekrap is niet uitgestorven, hier en daar teelt men nog kleine hoeveelheden voor bijvoorbeeld kunstschildersverf. Meenering maakt "de luyde rycke ofte byster", schreef Reygersberch en de geschiedenis leert: "rycke", ja, maar "byster" op den duur het meest. 6. Fabrieken voor meekrapbewerking in Goes. Nu we een globale indruk hebben van de ontwikkeling der meekrap-industrie, richten we onze blik op de Ganzestad, want daar begon omstreeks 1850 de industrialisatie. In 1835 vestigde zich als arts in Goes Dr. Charles Albert van Renterghem, eerder werkzaam als geneesheer te Sint Maartensdijk en te Bodegraven. In 1834 was hij in het huwelijk getreden met Willemien de Witt Hamer uit Goes. Zij kregen acht kinderen. Onder hen was de later beroemd geworden psychiater Albert Willem van Renterghem (1845 - 1927). Deze schreef een autobiografie die in 1924 voor familieleden in twee kloeke delen in druk verscheen. Hierin schreef Albert Willem over zijn vader: hij paarde familiezwak aan ondernemersgeest en lust tot avontuur." Zo rustte hij in 1847, mede voor zijn broer Gerrit, een schip uit, de Luctor et Emergo, waarmee beide broers een reis naar Amerika maakten. Vrouw en kinderen bleven in Goes. De artsenpraktijk lag zo goed als stil. er werden alleen nog enkele medicijnen verstrekt. Na ettelijke maanden kwam 86

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1994 | | pagina 88