VAGEBONDEN VAN DE ZELFKANT door L.J. Moerland en W.P. den Toom Andries maakte het al te dol in Goes. Willem molesteerde zijn neef. VAGEBONDEN VAN DE ZELFKANT Op een avond of liever gezegd nacht in 1470 was Andries Claesen zo dronken dat hij bijna niet meer lopen kon. Toch wist hij de herberg van Claes in de Pilse nog te bereiken en daar begon hij meteen stampij te maken. Hij schold de waardin voor S papenhoere" uit en de gasten die daar aanwezig waren, dwong hij om net zo lang te drinken als hij beliefde. Of ze het nou leuk vonden of niet. De waardin werd met een mes bedreigd, want zij moest ook meedoen met zijn spelletje. Een van de gasten, die het niet nam, werd zijn hoed van het hoofd gesmeten. De waard, die op dit moment ook in de herberg aanwezig was, moest nodig zijn behoefte doen. Hij kreeg echter van Andries geen toestemming om weg te gaan, maar kreeg toegevoegd: "Pist voor u neder". Nadat hij daar de boel nog een poos op stelten had gezet, was hij naar het wachtershuis van de stad gegaan met twee kannen wijn. Daar aangekomen voegde hij een van de stadswachters toe: "Drinckü". De wachter antwoordde daarop: "lek en mach niet drincken". Daarop werd Andries zo kwaad, dat hij hem toesnauwde: "Ghij suit drincken off ick smite u die kanne op het hoofd" Hij voegde de man nog allerlei dreigementen toe en vertelde om zijn woorden kracht bij te zetten wat hij uitgehaald had in de herberg van Claes in de Pilse. Na al deze gebeurtenissen was Andries gearresteerd en hij werd door schout en schepenen veroordeeld tot een bedevaart naar Onze Lieve Vrouwe ten Insele en een bedevaart naar Sint Jacops in Galissie. Zo kwam hij er dus nog genadig vanaf. (Bron: ASG, inv. nr. 685, folio 143 recto) Wij schrijven Goes in 1472. Willem Comeliszoon Piper had al een hele tijd ruzie met zijn neef Pieter Jacobszoon. Op een nacht kwam deze ruzie tot een climax. Willem repte zich naar het huis van zijn neef en wist hierin een gat te maken zonder dat de bewoner het hoorde. Willem sloop het huis binnen en vond daar Pieter Jacobszoon te bed, die heerlijk lag te slapen. Willem was zo kwaad, dat hij hem met een bijl op zijn benen sloeg. Dit was echter nog niet genoeg naar de zin van Willem, die geheel buiten zinnen raakte. Hij keek om zich heen en zag dat het vuur nog brandde. Hij haalde een stok te voorschijn en maakte deze roodgloeiend met de bedoeling om deze in de mond van zijn neef Pieter te steken. Deze wist nog net weg te draaien, maar hij raakte wel gewond aan zijn borst. Zo haalde hij nog allerlei streken met zijn neef uit. Voor al deze zaken werd hij gearresteerd (in ghiselinghe genomen) en schout en schepenen besloten tot de volgende straf. Hij moest een bedevaart gaan maken naar Onze Lieve Vrouwe te Halle en hij moest dit zo snel mogelijk doen. Hij kreeg een dag de tijd om uit Zuid-Beveland te vertrekken. Hij mocht niet eerder terug komen voordat hij de bedevaart had gedaan. Wanneer hij van deze bedevaart terugkwam, moest hij er nog een maken en wel naar Onse Lieve Vrouwe te Insele. Bleef hij in gebreke dan moest hij twaalfduizend bakstenen leveren voor "onse moeder die heyliche kereke". Kon hij deze niet leveren, dan werd hij geacht 20 groten voor duizend stenen te betalen. Hij moest de stenen naar het kerkhof brengen. Dit lag toen vlak bij de kerk. Hij werd dus geacht het ene of het andere uit te voeren, zo niet dan stond hem nog veel ergere straf te wachten. (Bron: ASG, inv. nr. 685, folio 145 recto) 95

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1994 | | pagina 97