DE OOSTSLUIS IN HANSWEERT
gezien op de Wereldtentoonstelling in Brussel. Uiteindelijk werd besloten een elektrische centrale
te bouwen tussen de midden- en de oostsluis. Deze centrale moest in de elektriciteitsbehoefte
voorzien van: de sluizencomplexen in Hansweert en Wemeldinge, de kanaalbruggen en de
verlichting langs het 8 km. lange kanaal. Het gebouw werd als onderstaand gebouwd en ingericht:
1. Onderbouw. Aanneemsom rond 70.000.— en gebouwd door A. van der Straaten jr. en J.B.
Koch uit Hansweert
2. Bovenbouw. Aanneemsom 19.500.— en gebouwd door M. Alewijn uit Waarde
3. Motoren en dynamo's. Werden geleverd voor 44.800.— door de N.V. Appingedam met
Bronsmotorenfabriek in Appingedam
4. Hydropulsator en turbine. Werden geleverd door Ottensener Eisenwerk A.G. in Altona-
Ottensenen (Duitsland) voor 16.500.
5. Schakelinstallaties. Leverde de N.V. Hengelosche Electrische- en Mechanische Apparaten
Fabriek (HEEMAF) in Hengelo (O) voor 9.430.—
6. Schuiven enz. Voor de arbeidsriolen en de turbinekolken werden voor 19.00.
afgeleverd door de firma Louis Smulders Co. uit Utrecht
7. Waterstandsaanwijzing. De firma W.C. Olland uit Utrecht leverde deze voor 970.-
8. Handloopkraan. Werd voor 1.570.— afgeleverd door de Machinefabriek Gebroeders Stork
Co. uit Hengelo (O)
9. Accumulatorenbatterij. Werd vervaardigd in de Accumulatorenfabriek in Hagen (Duitsland)
voor 8.635.—
Er werd dus voor bijna 200.000.— geïnvesteerd in deze elektrische centrale. In deze centrale van
de Rijks Electrische Werken werd de heer E. van Dijk - zoon van strandvoogd op Rottum - de
opzichter. De hoofdmachinist verdiende 1.500.- per jaar en de drie machinisten/elektriciens
werkten ieder voor een salaris van 900.— per jaar.
De in Duitsland bestelde onderdelen werden vanwege de oorlogsomstandigheden niet afgeleverd.
Men koos toen voor een andere oplossing. Voor de stroomopwekking in de hydro-elektrische
centrale werden twee scheepsstoomketels uit een oude torpedoboot en twee stoommachines van
140 pk. geplaatst. Bij het eenvoudige houten gebouw - met pannendak - werden de steenkolen in de
open lucht opgeslagen. In 1922 werd definitief afgezien van het gebruik van de waterkracht. Het
gebouw werd in de Tweede Wereldoorlog verwoest.
De constructie van de dukdalven en remmingswerken in de nieuwe binnen- en buitenhaven werd
uitgevoerd door aannemer H. van Dongen uit Dordrecht. Omdat de schepen steeds groter werden,
waren zwaardere constructies nodig. Met oog op de schade van de paalworm (Terredo Navalis), die
in de achttiende eeuw al voorkwam, werden de remmingswerken gemaakt van de houtsoort
demerara groenhart en de loopbruggen van Amerikaans grenen. De remmingswerken in de
binnenhaven hebben ongeveer 26.000.— gekost en in de buitenhaven 35.000.-. Demerara
groenhart - met de botanische naam Octotea Rodiaei Mez. - was een zeer duurzame houtsoort, die
in de bossen van Brits Guyana en Suriname voorkwam. De paalwormen die op het westelijk
halfrond in de zeeën voorkwamen, konden er weinig vat op krijgen, daar deze houtsoort bebericine
bevatte en dat lustten de paalwormen niet.
De matig zwaar te bewerken houtsoort - met een buigvastheid van 2.5 x eiken - was uitstekend
geschikt voor waterwerken in zout c.q. brak water.
De dukdalven werden gebouwd naar een model dat in 1906 was ontwikkeld en waarvoor ook
groenhart was gebruikt. Gecreosoteerd dennehout werd gebruikt voor het drijfraam om de remstoel.
Een complete dukdalf kostte 2.950.—. Omdat dit toch wel wat hoog was, werd er nog gedacht aan
een goedkopere constructie. Voor rond 1.750.— kon een betonnen constructie worden geplaatst,
maar daar bleken toch een aantal nadelen aan te zitten. Maar toch werd een aantal betonnen palen
107