L.J. MOERLAND - W.P. DEN TOOM
gebroken en is het huis ingegaan. Hij sluipt naar de keuken en gaat er met een omvangrijke buit
vandoor. Volgens de opsomming in het proces-verbaal heeft hij de volgende zaken meegenomen:
een zilveren beugeltas, een ring met diamant, twee zilveren kettingen, een paar zilveren gespen, een
zilveren lepel, een halve zilveren schaar, een zilveren mesje, los geld, enige muskaatnoten en een
grote gouden ring. Zo bezig in de keuken ziet hij zijn ex-vrouw in de kamer het gordijn van de
bedstede openschuiven en eruit klimmen. Natuurlijk wil Jacob de inbraak en de diefstal geheim
houden en hij onderneemt een poging om zijn vrouw te wurgen. De vrouw verzet zich uit alle
macht en Willem weet niets beters te doen. dan haar met een zwaar voorwerp op het hoofd te slaan.
Daarop begint ze om hulp te roepen en zo komen de buren aangesneld. Zij treffen de vrouw
zwaargewond, met bebloed hoofd, en in levensgevaar aan. De baljuw eist de zwaarste straf voor
Jacob die er is, namelijk de dood op het schavot, waarna zijn dode lichaam als afschrikwekkend
voorbeeld aan de galg op het galgeveld zal worden opgehangen. Zijn goederen moeten worden
verbeurd verklaard. Burgemeesters en Schepenen verzachten de straf en laten Jacob geselen. Ook
wordt hij voor altijd uit Goes en Zuid-Beveland verbannen en moet hij de kosten van het proces
betalen.
(Raze, 1574, fol.46r/47v)
Twee "vrienden"
De zakkendragers Pieter Sack en Marinus van de Linde zijn op zaterdag 8 februari 1738 klaar met
hun werk en besluiten om nog even naar de kroeg van Pieter de Boer, de zogenaamde "Papekerke",
te gaan. Om half negen nemen ze afscheid van het gezelschap, dat in de kroeg aanwezig is. Ze
hebben de nodige glaasjes jenever genuttigd. Ze zijn net buiten, als Pieter Sack, zonder enige reden
Marinus plotseling een mes in de borst steekt. Van de Linde weet hem daarna te overmeesteren en
hem zijn mes afhandig te maken. Hij roept hem ook nog toe: "Schelm, je steekt me in de borst."
Pieter is echter door het dolle heen. Hij weet zich te ontworstelen aan Marinus en weet een ander
mes te pakken. Hij stelt zich op in de vechthouding en wil verder vechten. Marinus raakt het nu
echt beu en roept: "Schelm, ik heb er nu echt genoeg van. Maak datje weg komt, want anders zal ik
je met mijn eigen mes de hals afsnijden." Dat dreigement helpt. Pieter druipt af. Marinus gaat
diezelfde avond nog naar de dokter en deze kan de baljuw verzekeren dat de wond niet dodelijk is.
Pieter is dan allang gearresteerd. Het loopt voor Pieter dus allemaal gelukkig af want iets dieper of
schuiner gestoken en de wond zou wel dodelijk geweest zijn. De baljuw betoont nu clementie met
hem en eist "slechts" zes weken water en brood en een boete. De verdediging stelt dat het allemaal
in dronkenschap is gebeurd en vraagt om eem mild vonnis. De rechtbank veroordeelt Pieter tot een
boete van 36 pond vlaams en zes weken water en brood. Hij moet dus toch nog de gevangenis in.
(Raze 1575, fol. 61r/v)
Dief en diefjesmaat
Op 21 april 1740 zit Adriaan van Leemput uit Mechelen in de gevangenis in Goes. Hij heeft dan
ook heel wat op zijn kerfstok. Maar hij zit er niet alleen. Zijn vrouw. Marie Tace houdt hem
gezelschap. Vrijwillig hebben ze een aantal bekentenissen afgelegd. Allereerst Adriaan. Die
bekendt, dat hij met zijn maten Huibregt Marinusse en Francois Thienpond, bijgenaamd Qwaweg,
of alleen een aantal inbraken en diefstallen heeft gepleegd. Dit alles met medeweten van zijn
vrouw. Laten we het rijtje van dieverijen maar eens bekijken.
10