VAGEBONDEN VAN DE ZELFKANT Het begint met een inbraak in het huis van gareelmaker Adriaan van Buijsselaar. Hier is Ariaan samen met Huijbregt Marinusse naar binnen geklommen door het forceren van een zolderraam. Adriaan heeft de sleutel van de kist bij zich van de knecht Marinus Pleun. Deze sleutels heeft hij van zijn vrouw, die daar werkt, gekregen. Met deze sleutel opent hij de kist van Marinus en zijn buit is vierenveertig rijksdaalders. Met zijn andere maat Qwaweg heeft hij een paar dagen later nog eens een bezoek gebracht aan huis. Qwaweg breekt dan een raam aan de straatkant open, waarop Adriaan naar binnen gaat met nieuwe sleutels om een kast te openen. Dit mislukt echter jammerlijk en ze keren onverrichter zake terug. Of hij deze sleutels ook van zijn vrouw gekregen heeft, is niet bekend. Kort daarna gaan ze weer op het dievenpad en breken nu in het huis van vrouw Angenis in. Die is die avond juist op het liefdespad. Haar huis is dus onbewaakt. De heren gaan het huis binnen, breken een kast open en gaan er met een omvangrijke buit vandoor. Veertig rijksdaalders aan geldswaarde, een half dozijn slopen, twee schorten, twee doeken, een hemd, een stuk neteldoek en linnen, twee zilveren kettinkjes met een schaar, een gouden ringetje en een naaldje verwisselen ongewild van eigenaar. Buiten de kast vinden ze dan ook nog een stuk spek, een trekpot en een kroesje. In het pakhuis van Jacob van Rozendaal aan de Korte Vorststraat maken ze twee zakken graan buit. In het zogenaamde speelhofje van Jan van der Stelle stelen ze ook een aantal zaken. Bij Kaarsemaker Piete Baroen in de Ossenhoofdstraat neemt Adriaan samen met Qwaweg een aantal kaarsen weg. Bij de wijnkoper Quirijn de la Sable nemen ze tien flessen rode en witte wijn mee. Ze vullen hier ook nog een kruik met vier stopen witte wijn. Bij de houthandel van Marinus Pijke wisselt wat raamhout van eigenaar. Maar niet alleen in Goes slaat Adriaan zijn slag. In Middelburg, in het koffiehuis van monsieur Roerering, steelt Adriaan een "rock." Ook bij Marinus Koerts de hoedenmaker heeft Adriaan een aantal zaken weggenomen, die Marinus gebruikt bij het hoedenmaken. Als laatste wapenfeit kan genoemd worden het meenemen van een vijzel met stamper bij de weduwe van Damme in de Lange Kerkstraat. Adriaan bekent al deze zaken en geeft aanwijzingen waar de gestolen zaken liggen. Ze liggen begraven in zijn huis of op zijn erf. Op één april 1740 ontkent hij voor het gerecht alle diefstallen. Op vier april 1740 bekent hij een achttal diefstallen en op de vijftiende is hij weer zover dat hij alle diefstallen bekent. Voor de rechtbank verklaart hij dat hij die dag vreselijk onder druk is gezet. Wellicht heeft de dreiging van de pijnbank een rol gespeeld. Zijn zaak wordt er niet beter op, wanneer bij hem thuis een aantal haken gevonden wordt, waarmee de diefstallen zijn gepleegd. Ook de schapepruik, die hij bij zijn overvallen gebruikt, treft men bij hem thuis aan. Als klap op de vuurpijl vindt men ook nog twee pistolen. Bij zijn overvallen heeft hij deze echter nooit gebruikt. Dom is zijn verklaring, dat hij. wanneer hij in het nauw zou komen, er zeker niet voor terug zou schrikken om van deze pistolen gebruik te maken. Voor de baljuw zit er niets anders op dan de doodstraf te eisen. De verdediging vraagt clementie, omdat Adriaan uit harde noodzaak deze delicten heeft gepleegd. Koude en honger hebben hem ertoe gedreven. Het is ook de eerste maal dat hij met de justitie in aanraking komt. Een foutje van de verdediging, want de baljuw toont aan dat de verdachte op 6 mei 1740 al heeft toegegeven, dat hij bij zijn ouders twee ketels heeft gestolen. De bewering, dat hij een harde werker is, is voor de baljuw een dooddoener. Burgemeester en schepenen veroordelen hem dan ook tot de doodstraf. Zijn lichaam wordt een uur of vier te kijk gehangen en daarna wordt het met een kar naar het galgeveld gereden, alwaar het met een ketting wordt opgehangen ter afschrikking van iedereen. Deze zaak heeft echter nog een vervolg. Zijn vrouw Marie Tace komt er ook niet zonder straf af. Zij zit op 5 juli 1740 nog steeds gevangen. Ze heeft een aantal bekentenissen afgelegd. Zo heeft ze toegegeven dat ze in het huis van Adriaan van Beijselaar heeft gekeken of Marinus Pleun daar sliep. Zij heeft voor de sleutel gezorgd en ze heeft hem ook verteld, dat al het geld in de kist heeft gezien. Ook bij de inbraak in het pakhuis van Huijbrecht Bus is ze aanwezig. Adriaan heeft daar zes 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1995 | | pagina 13