A.J. BARTH - F.H. DE KLERK heden aan de fortificaties, achter te mogen houden voor de nieuwe haven. Na enkele maanden was een ontwerp voor deze grote onderneming gereed.(41) Meer fondsen vond de stad in een belasting op elk oxhoofd Franse wijn (een oxhoofd is een inhoudsmaat voor natte goederen, groot tweehonderd dertig of -veertig liter). Verder werd her en der geld geleend tegen een rente van vijf procent bij rijke lieden te Amsterdam en bij de eigen poorters en magistraatsleden. Daar waar dit nodig was, werden gronden en huizen onteigend. Verder werden alle kapitalen die de rentmeester van Borsele aan derden tegen een rente had uitgeleend terug ingenomen.(42) Vijftien dagen later kregen de eigenaren en bewoners van optrekjes op de Oost- en Westzelke de aanzegging vóór Kerstmis een nieuw onderkomen te zoeken.(43) Op zeven december daaraanvolgend gingen de affiches betreffende de feitelijke aanbesteding de deur uit om in de hele Republiek verspreid te worden. De aanbesteding vond plaats op twee januari 1651.(44) In het bestek had men het werk in twee afgeronde gedeelten gesplitst: een gedeelte vanaf de havenpoort tot het Geldeloze Pad en het tweede deel vandaar tot het havenhoofd. Het eerste wat gebeuren moest was het opwerpen van twee dijken aan weerszijden van het nieuwe werk; tegelijkertijd werden de zeiken geëgaliseerd. Ten behoeve van de inspecties door het stadsbestuur moest het hele werk droog blijven. Pas op het laatste moment mocht de verbinding met het Schenge tot stand gebracht. De aannemer was Jacob Boerbergh de Ouden uit Tholen. Hij nam het werk aan voor 16 per strekkende roede. Het bestek van de haven, zonder bijkomende werken overigens, kwam Goes in totaal zo'n 4.500 te staan. Op drie januari werd het bestek van de kade langs de nieuwe haven aangenomen door Jan Beson uit Sas van Gent. ditmaal voor 8 per strekkende roede.(45) Beson kon slechts korte tijd in dienst van de stad werkzaam zijn: hij overleed reeds vóór dertien juni van dat jaar. Zijn weduwe werd van alle verdere verplichtingen ontslagen en een nieuwe aanbesteding volgde.(46) Het bestek voor de te herbouwen kroeg op de Westerschans bij het havenhoofd werd kort daarop aanbesteed.(47) In juli van dat belangrijke jaar werd de oude haven met een aarden dam bij de Havenpoort afgesloten. De afsluiting vond plaats op zesentwintig juli. De Goese kooplieden werden gewaarschuwd om hun goederen, die zij nog aan de oude haven hadden liggen, weg te doen voor het te laat was. Schippers moesten met hun schepen ook weg. De burgers kregen het advies om voldoende meel in voorraad te nemen, omdat de getijdemolen enige tijd niet zou kunnen malen bij gebrek aan getij. Uitsluitend op de stadswindmolen vertrouwen, kon wel eens riskant zijn. omdat deze bij windstilte geen produktie had. Pieter van Dalen, molenaar op de watermolen, kreeg in 1651 de aanzienlijke som van 41:13:4: huurverlaging vanwege zijn noodgedwongen werkeloosheid.(48) Aannemer Jacob Boerbergh de Ouden was op tien maart begonnen. Zijn werknemers en hij stonden onder toezicht van de twee stadsdirecteuren Bartholomeus Danckerts en Jacob Verbergh. Boerbergh, zijn bijnaam zegt het al, was vooral voor die tijd een zeer bejaard man van wel tachtig jaar oud. Al snel bleek dat hij wat lichtvaardig aan het werk begonnen was. Tot dertien juli werd er nog gearbeid, toen lag het werk stil. De arbeiders die in schamele bouwsels en hutten op het werkterrein verbleven en die aldaar onderhouden werden door zoetelaars zoals die ook met de toenmalige legers meetrokken, wilden meer loon, omdat het werk steeds zwaarder werd. Boerbergh wilde zich bovendien terugtrekken. De stad gaf echter geen krimp en met behulp van enkele premies die rondgestrooid werden kwam het werk weer op gang en de haven gereed. Op zes oktober van hetzelfde jaar kon het eerste schip gebruik maken van de nieuwe haven.(49) Enkele Goese kooplieden namen dat jaar voor het eerst sinds lange tijd weer initiatief om internationale scheepvaart vanuit Goes te beginnen. Cornelis Colve den Ouden en Jacob Pieterssen Fangis rustten de Hope en de Goes uit om ermee op Noorwegen te varen. Een van beide schepen kwam als eerste in de nieuwe haven. Hun onderneming werd. vol optimisme, de Noordse Compagnie genoemd. Ter aanmoediging ontvingen zij van de stad voor een heel jaar vrijdom van liggeld aan de kade. alsmede een vlag met de Goese kleuren (rood-wit), ter waarde van vijf ponden. Deze compagnie 30

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1995 | | pagina 32