GOES IN HAAR SAS
komt na deze start niet meer voor in de registers, zodat wij vrezen voor haar verdere bestaan.(50)
Uiteindelijk kon in augustus 1652 de laatste dam opgeruimd worden, zodat de nieuwe haven geheel
in gebruik kon worden gesteld.
Detail van cle plattegrond van Goes van
J. Reynoütsen, 1650, waarop de brug over de haven
en de oiule havenpoort staan afgebeeld.
Aannemers die deze dam weggroeven waren Jacob de Heere, Adriaen Janssen van Strien en
Cornelis Janssen Hovenier. Binnen veertien dagen na de aanbesteding moesten ze gereed zijn en
met achttien a twintig manschappen moest eraan gewerkt worden. Het kostte de stad honderddertig
pond.(51) Eén der bijkomende werken was nog het verplaatsen van een meestoof aan de Houtkade.
De magistraat zou hiervoor een nieuwe vestingplaats aanwijzen.(52) Ook in dat jaar werd aan de
oost- en westzijde van het water een scheepshelling gemaakt. Voor een periode van tien jaar mocht
een scheepstimmerman hier zijn werkplaats inrichten.(53) Het laatste grote herstelwerk vond het
jaar daarop plaats: het ophogen en verstevigen aan de zuidzijde van de haven. Aannemer was
Laurens de Milander te Bergen op Zoom.(54) Hiermee was de haven gereed om de eerste
honderdvijftig jaar dienst te doen, afgezien van de steeds terugkerende kleine onderhoudswerken.
Met het water van de Achterhaven kon men al veel doen om de haven op diepte te houden. De
havenmeester annex boomsluiter spoelde iedere zondag bij eb met dit achtergebleven vloedwater
de haven schoon. Hiermee werd het onmiddellijk dichtslibben van de haven voorkomen. Deze
functionaris lette er daarnaast streng op, dat bij het lossen van zand niet vanaf de kade gemorst
werd. Voor twaalf pond per jaar werd in 1654 Adriaen den Boer aangesteld in deze betrekking.(55)
31