A.J. BARTH - F.H. DE KLERK De bedrijvigheid in de haven had zich eeuwen lang afgespeeld rond de kaden - het zoeken naar de herkomst van namen als Bierkade en Turfkade is niet zo moeilijk - en rond de huidige J.A. van der Goeskade en A. Joachimikade. In de twintiger jaren ontstond er behoefte aan uitbreiding van het havenareaal. In de dertiger jaren zouden deze plannen ten uitvoer worden gelegd. De havenplannen werden ontwikkeld door de directeur gemeentewerken. Van de zijde van derden kwamen de meest fantastische plannen voor de oude haven aan de kaden. Die kon wel worden gedempt. Op het vrij komende terrein zou een winkelgalerij kunnen worden gebouwd en parkeerruimte kunnen worden aangelegd. Dat zou het toeristenverkeer en de handel bevorderen. De directeur van gemeentewerken was gelukkig nuchterder. Hij adviseerde de haven in de oude toestand te laten. Demping zou te veel geld gaan kosten. Het dempingsplan liet de burgerij echter niet los en nog in 1936 vroegen bewoners van de kaden om demping van de oude haven. De gemeente slaagde er in het graven van de nieuwe haven als werkverschaffingsproject ten uitvoer te leggen net als de sportvelden aan de Westhavendijk. De economische crisis was ook op lokaal niveau voelbaar geworden. Goes kende een groot aantal werkelozen. Geld om zelf plannen ten uitvoer te leggen was er niet. Het Rijk betaalde de projecten. Voor een haven, die aan de oostelijke zijde van het kanaal werd aangelegd moet de villa Roosjeshof, met een prachtige tuin, worden afgebroken. Vanuit de gemeente was het plan naar voren gebracht om bij de aan te leggen haven een bomvrije schuilkelder aan te leggen. Dat zou. in 1936, 320.000,— extra gaan kosten. De dreiging van een wereldbrand wierp toen al haar schaduw vooruit. De bomvrije kelder kwam er niet - te duur. Wel werd in dat jaar de Luchtbeschermingsdienst opgericht. Het werk aan de haven werd niet door de gemeente in eigen beheer uitgevoerd. De directie en uitvoering berustte in handen van de Nederlandse Heidemij. De grond werd verzet door werkelozen, met spa en kruiwagen. Op 1 januari 1938 moest het werk opgeleverd worden.(75) De inschakeling van de Heidemij viel bij de Goese aannemers van grondwerken verkeerd. Zij achtten zich in staat, ook met inschakeling van werkelozen, de werkzaamheden tot een goed einde te brengen. De gemeente was het hiermede niet eens. De Heidemij beschikte haars inziens over veel meer kennis en had al eerder met inschakeling van werkelozen gewerkt. Hoogstens zouden de Goese aannemers bepaalde werkzaamheden kunnen verrichten als onderaannemer. De Zeeuwse Aannemersbond droeg ook een steentje bij in de discussie. Als compromis werd besloten, dat de uitvoering van kunstwerken zou worden aanbesteed.(76) In de jaren vijftig werden er plannen ontwikkeld voor een verdere uitbreiding van de havens. Er zou een nieuw nat industrieterrein moeten worden aangelegd, met een tweetal havens erbij. Bijzondere bijkomstigheid: medewerking van de buurgemeente Kloetinge was noodzakelijk, omdat dat industrieterrein moest worden aangelegd op grondgebied van Kloetinge. Een grenswijziging - niet de eerste - was het gevolg. Realisering van de plannen geschiedde met inschakeling van de Grondmij waar het ging om de uitvoering van het werk, waarvoor nog heel wat mankracht was vereist. Financiële medewerking was er van het Rijk. In het begin van de zestiger jaren, met de kater van de verschrijvingsaffaire nog aan de riem, kwamen havens en industrieterrein gereed. Wat niet gebeurde waren de verbreding en verdieping van het kanaal, de aanleg van een nieuwe brug en de vernieuwing van de sluis. Het college van burgemeester en wethouders meende, dat de Goese plannen met betrekking tot de sluis, in relatie tot de uitvoering van de Deltawerken - de Zandkreekdam en de Veerse Gatdam waren inmiddels gereed gekomen - bij het Rijk niet de prioriteit genoten, die ze naar het inzicht van de gemeente verdienden.(77) Dat behoeft dan ook geen verwondering te wekken, gezien in het licht dat men van Rijkswege er nog van uitging dat de Oosterschelde zou worden afgesloten met een dam, die in de zeventigerjaren gereed moest komen. De gemeente trachtte inmiddels de gronden op het gereed gekomen industrieterrein aan bedrijven te verkopen, waarin zij behoorlijk slaagde. 40

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1995 | | pagina 42