J. BOOGAARD standerdmolen. Ook de kaart van Pieter Timmermans uit 1585 toont dezelfde molen op dezelfde plaats. In de zeventiende eeuw komen er langzamerhand meer windmolens bij. Het probleem is dat slechts fragmentarische gegevens beschikbaar zijn. Zo geeft een mededeling uit 1634 dat Jan Pauwelszn. molenaar is op de windmolen, weinig houvast. We weten niet welke windmolen. Want dat er meer dan één windmolen was is wel duidelijk. Gezicht op Goes vanuit het noordwesten. Aquarel, z.n. en z.j. tweede helft 19e eeuw). Van links naar rechts: De Vijf Gebroeders, De Eendracht, De Koornbloem en De Hoop. Ga-Goes, HTA. 514. Als we de vogelvluchtplattegrond van Jacob Reynoutsen (1650) bestuderen, tellen we tientallen windmolens.(13) Van enkele van deze zeventiende eeuwse molens weten we enige bijzonderheden: - de noordmolen op het bolwerk aan de noordzijde van de stad. Een molen die daar al in 1497 stond. - de windmolen op het ravelijn, dat tegenwoordig "De Groene Jager" heet. We weten dat Sebastiaan Hoochkamer in 1594 toestemming kreeg van het stadsbestuur om op het ravelijn een windoliemolen te bouwen. Hij verkreeg tevens het recht van overpad over de kloosterhof van het kruisherenklooster. Dat is waar nu '"t Beest" is gelegen. - de zgn. Cattemolen. Waarschijnlijk bouwde Cornelis Marinissen die in 1610.(14) Deze molen lag boven op de kop van de tegenwoordige Westwal. De "Catte" was een verhoging, vlak achter de wal, waardoor de daarop gebouwde molen hoog boven de wal uitstak. - Verder weten we dat in 1613 Cornelis Marinissen toestemming kreeg om een oliemolen te bouwen op het bolwerk ten noorden van de Oostpoort.(16) In de achttiende eeuw verdwijnt er een aantal molens. We zullen de windmolens die vanaf het begin van de achttiende eeuw in Goes stonden, stuk voor stuk bespreken. 6. De Vijf Gebroeders Dit is de molen die in de vijftiende, zestiende en zeventiende eeuw bekend stond als de noordmolen, dus de oudste molen van de stad. We weten dat op 27 mei 1769 deze molen door het stadsbestuur werd verpacht aan Jacobus de Haas, voor 7 jaar tegen een pachtsom van 60 ponden Vlaams.17) In 1797 komt het stadsbestuur met het voorstel om de windkorenmolen op erfpacht te verkopen. Dat voorstel haalt het in de raad en op 6 januari 1798 verkoopt de stad aan Pieter Remijn de korenmolen aan de noordzijde van de stad.( 18) Bestudering van de verkoopcondities leert ons dat deze op vele onderdelen een getrouwe kopie is van de oude ordonnantie uit 1497. Pieter Remijn besluit om de houten molen te vervangen door een 50

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1995 | | pagina 52