OVER DE MOLENS VAN GOES nieuw te bouwen stenen molen. Dit gebeurt in 1823, waarschijnlijk nadat Remijn wist dat op de molenberg "eene vaste en suivere erfpacht" rustte, (sinds 19 oktober 1822). In de loop van zijn bestaan is de korenmolen "De vijf Gebroeders" nog al eens van eigenaar gewisseld. In 1832 wordt Johannes Nederhand eigenaar. In 1836 verkoopt Nederhand de molen voor 9600.-. aan Adriaan de Bruine, die de molen op 2 mei 1846 bij notaris Leonard de Fouw verkoopt aan Jan Adriaanse. Met deze Jan Adriaanse maakten we reeds kennis in hoofdstuk 4. De volgende eigenaar is Jan van Putte, die de molen in 1861 verkoopt. Als in 1864 Jan van Putte overlijdt, wordt de molen openbaar verkocht. Koper is Nicolaas Remijn. die de prijs betaald van ƒ2000,-. Op 1 juli 1886 verkoopt Nicolaas Remijn de molen aan zijn zoon Johannes Remijn, opnieuw voor 2000.-.19) In 1886 doen Johannes Remijn en de gemeente Goes bij akte van dading afstand van de oude rechten ten aanzien van erfpacht of cijns en wordt overeengekomen dat er een erfpacht van 75.-. per jaar zal gelden voor een periode van 50 jaar. De molenaar verplicht zich de muur langs het perceel te onderhouden.(20) In 1896 is Johannes Remijn overleden. Zijn weduwe, Catharina Slager, verkoopt de molen aan Leendert de Jonge Fnz. voor een bedrag van 1850.-., waarbij zij opgemerkt dat een stoommachine en een schuurtje apart werden verkocht voor respectievelijk 300.- en 370.-.(21) Flet jaar daarop (1897) krijgt de jonge toestemming om de molen te slopen. Dit gebeurt door de Kloetingse timmerman/aannemer Jan Beenhakker. Molen De Vijf Gebroeders, ca. 1890. (foto: GA-Goes) 51

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1995 | | pagina 53