OVER DE MOLENS VAN GOES De klacht werd afgewezen, evenals de klacht die een jaar later werd ingediend door de timmerman Matthieu Rijkaard, Hij klaagde dat de eigenaars van de zaagmolen gezaagd hout verkochten in een loods naast de zaagmolen. De raad stond in dit geval opslag wel toe, maar geen verkoop.(24) Het hout. dat per schip in de haven van Goes aankwam, moest via de getijmolen naar het molenwater bij de zaagmolen worden getransporteerd. De Goese raad gelastte op 6 december 1766 een onderzoek naar de mogelijkheid om het ongezaagde hout buiten de getij molen om naai" de zaagmolen te transporteren. Op 30 mei 1767 bleek de oplossing gevonden. De raad gaf toestemming een "verlaat" (dat is een soort sluisje) te maken in de stenen beer bij de hoofdpoort, maar dan wel op kosten van de eigenaar van de zaagmolen. De kosten van het "verlaat" werden begroot op 236. vlaams.(25) De familie Harinck zien we steeds als eigenaars van de zaagmolen opduiken. In 1832 is Marinus Harinck eigenaar. Hij wordt vermeldt als houtkoper.(26) Deze Marinus Harinck was sinds 1804, het jaar waarin hij octrooi verkreeg, eigenaar van "De Eendracht". De Goese courant van 6 juli 1843 maakt melding van het feit dat Marinus Harinck zijn zaagmolen annex houtkoperij en handel in bomen overdoet aan M.J. Harinck en A. Harinck. Deze gebroeders Harinck zetten de zaak voort.(27) In 1894 overleed de zaagmolenaar Johannes Marinus Harinck. De Harincks zetten dan wel hun houthandel voort, maar de zaagmolen wordt verkocht aan Leendert de Jonge Fzn., dezelfde die ook de molen "De vijf Gebroeders" kocht. B. en W. van Goes verlenen op 19 december 1896 toestemming aan de aannemer Jan Beenhakker uit Kloetinge om in opdracht van De Jonge de zaagmolen af te breken.(28) In 1901 werd "De Eendracht" gesloopt. 8. Gortmolen "De Grenadier" Over de gortmolen "De Grenadier" is betrekkelijk weinig bekend. De gegevens komen tamelijk fragmentarisch tot ons. We weten uit de stadsnotulen van Goes uit het jaar 1741 dat Steven Poelman eigenaar of pachter was. Hij vraagt dan nl. toestemming om behalve gort ook boekweit te mogen malen.(29) Enige jaren later, in 1744, wordt, volgens Goudzwaard, de molen afgebroken en een in Dordrecht gesloopte molen op dezelfde plaats, het tegenwoordige Ravelijn de Grenadier, herbouwd.(30) Het keiharde bewijs daarvoor heb ik niet kunnen vinden. In 1777 duikt een volgende eigenaar op in de persoon van Jacobus van Kleynputte. Hij verwerft in dat jaar het octrooi om ook chocolade, dus cacaobonen te malen en verder te verwerken. Zijn naam als eigenaar van de "gort- en chocolaadmolen" komt eveneens voor op een lijst uit 1787 van "borgers van Goes, welker huizen geheel of gedeeltelijk omtramponeerd en geplondeerd zijn geworden." De volgende eigenaar is zijn zoon Pieter van Kleynputte. Deze verkoopt op 10 februari 1810 via notaris Soetebier de molen aan Pieter Rentijn, die al eigenaar is van de korenmolen "De Koornbloem" en die we eveneens zagen als eigenaar van de molen "De vijf Gebroeders."(31) Daarna komt de molen in handen van Willem Frederik van der Burcht van Lichtenberg, "fabrikant en negotiant" te Goes. In de Kadastrale Atlas van Zeeland van 1832 wordt hij nog als eigenaar genoemd, maar lang is deze Willem Frederik geen eigenaar gebleven. Want in de Goesche Courant van 1 juni 1838 vermeldt een advertentie dat er op "De Grenadier" een wisseling van de wacht heeft plaatsgevonden. De molen blijft in werking onder de firma Van Kalmthout en Lijbaart, de opvolgers waarschijnlijk van Van der Burcht van Lichtenberg. G. van Kalmthout is afgetreden ten gunste van zijn zoon J.D. van Kalmthout. Deze zal onder de oude firmanaam het bedrijf voortzetten met een nieuwe associé, de heer H. Schaapman.(32) 53

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1995 | | pagina 55