OVER DE MOLENS VAN GOES
Samen met zijn oudste zoon Foort Cornelis de Jonge richt Leendert de Jonge op 3 februari 1939
een vennootschap onder firma op. De molen wordt gemoderniseerd en het oude molenhuis wordt
afgebroken en vervangen door nieuwbouw. Dit huis staat er nu nog. Foort C. de Jonge zet na het
overlijden van zijn vader het bestaande bedrijf voort met zijn jongste broer Leendert de Jonge jr. als
werknemer.
Gedurende de oorlogsjaren wordt de bedrijfsvoering steeds moeilijker. Flet bedrijf wordt gevorderd
door de Duitse weermacht ten behoeve van de voedselvoorziening voor de bezetter. Wat weinigen
weten is dat dit "Wehrmachtsbetrieb" een veilige plaats was voor vele onderduikers, want
huiszoekingen bleven meestal uit op een dergelijk bedrijf. Ook zijn vele Goesenaren, met hun
baaltje geraapte tarwe, vaak van inferieure kwaliteit, naar de molen getogen om het te laten malen.
Molenaar De Jonge smeet de tarwe dan tussen de voorraden van de bezetter en voorzag zijn klanten
dan van prima "Duits" meel.
Na de Tweede Wereldoorlog ging het snel bergafwaarts met het bedrijf. F.C. de Jonge wordt in
1949 geheel eigenaar bij akte van scheiding en verkoopt het molenbedrijf aan mevrouw A.J. de
Jonge-de Leeuw, de weduwe van L. de Jonge jr.
(.v J 5 zf
/■jj^Z7^r
1
Pagina uit het gastenboek van De Koornbloem, waarin melding wordt gemaakt van
de aanwezigheid van onderduikers tijdens de Tweede Wereldoorlog.
De firma houdt het nog vol tot 2 juli 1954. Dan wordt het molenbedrijf wegens faillissemet
verkocht aan de Boerenleenbank te 's-Heer Arendskerke, die de molen verkoopt aan de gemeente
Goes.(45) Van 1955 tot 1967 probeert een pachter, de Fa. M.J. Snoep, het maalbedrijf nog uit te
oefenen, maar als ook dat niet lukt wordt de laatste windkorenmolen een museummolen, die wel
geregeld draait, maar niet meer maalt.
57