J. WALRAVE
Overigens is niet altijd op dit perceel geschoten. In 1714 werd dat op de weide van Cornelis de
Backer gedaan, maar dat zal wel tijdens een speciale gelegenheid zijn geweest.
Uit de rekeningen blijkt, dat het doelhof aanleiding gaf ten laste van de gildekas het glas te heffen.
Op 16 april 1675 moest het gras op de doelhof verhuurd worden. De opbrengst bleek later 1-6-0
te zijn geweest, terwijl daar tegenover een uitgaaf van 0-13-6 op die dag gedaan werd voor de
leverantie van een "alff vat goet bier" door Claes Jacobsz. Maeijgen. Overigens leverde Machiel
Verijser op 12 april 1676 dezelfde hoeveelheid bier, ter gelegenheid van de in dat jaar plaats
vindende verhuur, voor 2 grooten minder.
In 1677 diende de verhuur van het doelhof plaats te vinden en werd tevens het eerstvolgende gilde
feest geregeld. Voor 0-2-6 werd aan verteer betaald. Daarvóór stond de post "noch betaelt aen
Jacob Nagelkerke tgene tsijnen huijse verteert is als de boomen op t doel hoff geset zijn 0-2-1".
Omdat aan de weduwe Pieter Jan Loutsen voor de levering van 58 esse boomen" een betaling is
gedaan, zullen die toen wel geplant zijn en aanleiding gegeven hebben om de dorst te lessen bij
Jacob Nagelkerke.
Rechts: de Hervormde Kerk te 's Gravenpolder. Links: de Dorpsstraat, gezien vanaf het pleintje
voor de kerk in oostelijke richting. 17e eeuwse gravure.
Uit de stukken blijkt verder duidelijk, dat de toegang tot het doelhof afgesloten was, mogelijk om te
voorkomen, dat de daarop staande stenge zou worden beschadigd dan wel eventueel daarop lopend
vee zou worden achtergehouden. Reeds in 1697 werd 0-2-6 betaald aan Olijvier Noorman voor
het repareren van "het hecken" van het Schuttershof, terwijl enkele regels verder in de rekening
wordt gesproken over de reparatie van het hek en het verdiepen van de watering aan het
Schuttershof. Ook een nieuwe poort aan het Doelhof en een slot aan de poort van het Schuttershof
zijn posten, die zo af en toe worden aangetroffen. De stenge moest uiteraard wel eens gerepareerd
en ook vernieuwd worden.
Terloops zij opgemerkt, dat de verhuur van het gras groeiende op het Doelhof elk jaar plaats vond.
Meestal was de bode de huurder. In 1745 vond die verhuur plaats onder een zeker voorbehoud,
hetwelk vermoedelijk gesteld werd in verband met de in die jaren onder het vee heersende
besmettelijke ziekten. In de rekening staat namelijk "het scutters hof verhuert aan de bode Hendrik
Blomme voor de somma van agt schell. en 6 g. mits dat indien sijn beesten komen te sterven maar
sal moeten betaelen naar rato des tijdts". Aangenomen kan worden, dat de dieren niet voortijdig zijn
gestorven, want het genoemde bedrag is als ontvangst geboekt. Wel werd het in de jaren 1746 en
1747 tegen een lager bedrag van respectievelijk 0-2-10 en 0-7-0 verhuurd.
In de zomer van 1755 was het zelfs zo, dat ter Nisse voor 0-10-8 aan vergoeding betaalde wegens
het gebruik van de pijlen en de stenge.
64