HET HANDBOGENGILDE "SINT SEBASTIAAN"
Aan de verhuur van het Doelhof werden ook wel verplichtingen verbonden. De navolgende
afspraken mogen dit verduidelijken:
"alsoo den hoofman koning en dekens en de alle gemeene gilde broeders van het handboge gilde
van s gravenpolder met den bode Hinderik Blomme ben geaccordeerd gelijk zij accorderen mids
desen als dat den voorsz. Hinderik Blomme de grashettinge van het doelhoff sal mogen gebruiken
voor den tijt van drij Jaren vermids als dat den voorsz. Blomme de doelen op sijn kosten moet
maken en ordentelijk onderhouden beginnende met den 1 meij 1756 en was geteijkent Heindrik
Blomme."
"geaccordeerd met den voorschreven Blomme als van hous voor den tijt van een Jaar van meij
1760 tot meij 1761."
"betaalt Hinderik Blomme voor sijn trektement met 0-8-8 over den Jare van pase 1759 tot phase
1760 betaalt door rendent Adraan Jobse."
"alsoo den koning hoofman en Dekens de gemeene gilde Broeders van het handboge gilde van s
gravenpolder hebben verhuerd de grashettinge van het doelhof aan Willim Hoecman voor vier
schellingen t jaar beginnide Meij 1761 en duert tot Meius 1768 den voorschreven Willem Hoecman
sal op sijn kosten moeten delven en tuijnen den voorschreven Willim Hoecman sal op sijn kosten
de doelen pront en ordentelijk Repareren en onderhouwen aldus gedaen den 24 maerte 1761 ende
was onderteijkent Willm Hoekman."
Verderop in het rekeningenboek komt de volgende notitie voor:
"den ondergeschreven Bekend gekogt te hebben het gras op Schuiters of over 1803 voor de somma
van 0-19-0 den kooper zal gehouden zijn om te zorgen voor eijmen en delven mis dat den
verkooper voor de slutigen zorgt. Laures Janse Pover."
De huur van het doelhof werd niet altijd op tijd en vrijwillig betaald. In 1699 was Cornelis
Smallegange voor 0-8-0 huurder en volgens de verantwoording was meester Jan Carmmentrant
over het jaar 1706 de huurder voor 0-8-6. Over de tussenliggende jaren is alleen huur betaald
door Marijnis Hoogkamer en wel over 1704. Toch was er wel een huurder geweest over de andere
jaren, maar die had kennelijk niet willen of kunnen betalen. Dit blijkt uit de volgende uitgaafpost:
"Voor eerst betaalt aan desen geregte door goet vinden der gilde broeders int uijtwinnen van
Jacobus Heijndrickse om dat hij niet en heeft betaalt sijn huere van t doolhof some 0-6-9." Met
andere woorden, de huur moest langs gerechtelijke weg ingevorderd worden. Er is niet veel te
verhalen geweest, omdat alleen de volgende post voorkomt: "ontfangen van Heijnderick Witte van
schutter hof huijre bij perlequidatie van halen van stenge voor ontfanck .-4-0." Wie deze Witte
was staat er niet bij. Wel was een zekere Heijndrick de Witte van 1647-1667 secretaris en van 1668-
1675 schout van de heerlijkheid en parochie 's-Gravenpolder. maar het valt te betwijfelen of
dezelfde persoon hier in het geding is. Mogelijk was het wel familie.
In 1842 komt de volgende aantekening voor:
"Den 12 Mei verpagt aan L. Rijk te 's-Gravenpolder de grashetting van het Schuttershof voor den
tijd van twee jaren in gaande op heden en eindigende des 1 Januarij 1844 voor eenen somma van
twintiü gulden te betaallen in twee termijnen elk jaar tien gulden op accoord dat het de slooten rond
om moet gedolven zijn in dien tijd en alle de aarde die op de kanten zit weg te voeren en alzoo het
Schutters hof water pas te maken en als de aarde weg gevoerd is dan die bloote grond met steen
klavers te bezaaijen."
Een flinke prijs met extra werk daaraan verbonden, als men in de rekeningen van de voorafgaande
jaren leest, dat de "grashetting" voor 3,— per jaar werd verhuurd.
Door het feit, dat er weinig leven in het gildebestaan viel te bespeuren, werd het doelhof op 16
januari 1844 ingaande 1 maart verpacht aan L. Rijk voor de somma van 16,— 's jaars, elk jaar in
januari te betalen, voor de periode van 10 achtereenvolgende jaren. Het Doelhof mocht naar
65