HET HANDBOGENGILDE "SINT SEBASTIAAN" 1Twee gulden vijftig cent voor entree; 2. Het evenredig aandeel per hoofd berekend van de in kas zijnde gelden, met dien verstande dat dit nooit minder kan bedragen dan vijf gulden inleg. Artikel 19. Het zal ieder lid vrijstaan, na schriftelijke kennisgeving aan het Bestuur, voor zijn lidmaatschap te bedanken, mits betalende zijn aandeel in de schulden en zal daarbij alle aanspraak op deze eigendommen en gelden van het Gilde verliezen; zullende evenwel van deze betaling verschoond zijn, diegenen, welke door verandering van woonplaats voor derzelver lidmaatschap moet bedanken. Artikel 20. Geen vergadering, hetzij gewoon of buitengewoon, zal wettig zijn, indien niet een derde der leden aanwezig is. Artikel 21. Afwezigheid uit elke vergadering wordt gestraft met 1,~ boete. Voor het niet bijwonen der Koningschieten zonder wettige redenen, te beoordelen door het Bestuur, is een boete verschuldigd van 2,50. (Besluit van 6 mei 1891). Ziekte en bewezene uitlandigheid verschonen van deze boete. Het niet op het bepaalde uur verschijnen in de vergadering zal gestraft worden met een boete van 0,50. Hij die voor zijn beurt spreekt is een boete verschuldigd van 0,25. Artikel 22. Ieder lid heeft het recht zodanige voorstellen ter tafel te brengen, als hij zal vermenen in het belang van het Gilde te zijn. De eenvoudige meerderheid beslist over de aanneming van een voorstel. Artikel 23. Zich niet met een aangenomen voorstel kunnende verenigen, zal men het recht hebben, daarvan in de notulen aantekening te doen maken, doch het zal niemand vrijstaan zich jegens de vergadering of één der leden, over een genomen besluit op een beledigende wijze uit te laten, op een boete van één gulden, onverminderd de macht van het bestuur om den schuldige bij weigering dezer boete van het lidmaatschap vervallen te verklaren. Artikel 24. Hij, die gedurende de vergadering een zijner medeleden beledigt, zal worden gestraft met een boete van één gulden of wel naar goedvinden van het Bestuur als lid worden ontslagen. Vloeken of onkuise woorden worden met vijf en twintig cent boete gestraft. (Besluit van 6 mei 1891 Artikel 25. Hij die zich rechtstreeks, of zijdelings verzet tegen de wettige bevelen van het bestuur, of die anderen tot verzet zal hebben aangespoord, zal voor de eerste keer verbeuren een boete van een gulden en bij herhaling van dit feit, van zijn lidmaatschap worden ontzet. Het schieten. Artikel 26. De oefeningen in het schieten zullen eenmaal per maand worden gehouden. Aan de leden zal vooraf worden kenbaar gemaakt of er zal worden geschoten met de handboog, buks of revolver. Artikel 27. De schietingen zullen geschieden voor rekening van de kas, voor zover het betreft het aanschaffen van patronen. De nader te bepalen inleggelden komen voor rekening der schutters, welke zullen worden ontvangen en uitbetaald door de Boekhouder, volgens onderlinge overeenkomst, zullende bij elke schieting één tiende deel van den inleg worden ingehouden voor de Kas van het Gilde. Artikel 28. Bij het schijfschieten zullen de schutters, door een te trekken nummer, elkander opvolgen, met uitzondering van de schutterskoning, die altijd voorgaat. Artikel 29. Ter handhaving van de orde en het in achtnemen der voorzichtigheid, zal iedere schutter streng onder de bevelen van de schutterskoning staan. Bij verzet zal een boete van vijf gulden worden toegepast. Niemand zal zonder verlof van de schutterskoning de schijf naderen, op boete van vijf en twintig cent. Artikel 30. Voor het afschieten van pijl, buks of revolver is ieder schutter gehouden het woord "VAST" uit te roepen op boete van tien cent. Hij die voor zijn beurt schiet, betaalt tien cent boete. Artikel 31 Bij het schijfschieten zal door de Boekhouder, aan ieder schutter, een nader te bepalen getal patronen worden uitgedeeld; van ieder schutter zal het aantal stipt worden opgetekend. Artikel 32. Eenmaal per jaar zal er op een door het Bestuur te bepalen dag worden koning geschoten. Artikel 33. Alle straffen en boeten zullen worden uitgesproken en opgelegd door de Hoofdman. De boeten zullen strekken tot stijving der kas en moeten terstond voldaan worden. Artikel 34. Wanneer één der leden mocht vermenen onbillijk en niet overeenkomstig dit reglement te zijn behandeld, zal hij zich op de vergadering kunnen beroepen. Artikel 36. Zij, die het lidmaatschap verbeurd hebben, mogen in de.vergadering niet worden geïntroduceerd. Artikel 37. Allen leden van het Bestuur worden gedurende elke vergadering, bij hunne waardigheidstitel aangesproken, op straf van 25 cent. 97

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1995 | | pagina 99