DE OOSTSLUIS IN HANSWEERT door J. Kok DE OOSTSLUIS IN HANSWEERT Het kanaal door Zuid-Beveland tussen de Wester- en Oosterschelde heeft een periode gekend dat het één van de drukst bevaren kanalen van Europa was. In die jaren was het in Hansweert - ook wel als "klein Antwerpen" bekend - en in Wemeldinge dan ook vaak een drukte van belang. Talrijke schippers, ambtenaren en middenstanders verdienden een boterham aan deze activiteiten. Het kanaal is nu bijna 130 jaar in gebruik en voorziet altijd nog in een behoefte. Enkele cijfers geven aan hoe deze drukte in de loop der jaren bij de sluizen in Hansweert is verlopen: periode: gemiddelde aantal schuttingen: tonnage: per vaartuig: A) 1867-1871 16.638 894.135 54 ton B) 1907-1911 55.205 11.633.800 211 ton C) 1935-1939 83.250 28.268.400 339 ton D) 1940-1945 25.729 6.999.500 418 ton E)1970-1974 103.926 73.400.160 706 ton F) 1990-1994 43.216 45.360.000 1.050 ton A de eerste vijf volledige exploitatiejaren B de jaren nadat tot de bouw van de Oostsluis in Hansweert werd besloten C de laatste vijf jaren voor de Tweede Wereldoorlog D de jaren in de Tweede Wereldoorlog E de laatste vijfjaar voordat het Schelde-Rijnkanaal werd geopend Uit dit cijfermateriaal valt duidelijk op te maken dat de gemiddelde inhoud van de schepen, zeker in de eerste vijf exploitatiejaren nog betrekkelijk gering was. In de daarop volgende jaren werd het steeds drukker in het kanaal. Op den duur was het scheepvaartverkeer zo intensief geworden, dat de capaciteit van beide schutsluizen in Hansweert te gering werd. In 1907 werd het besluit genomen de schutcapaciteit in Hansweert zeer fors uit te breiden, maar het heeft nog tot 1916 geduurd eer de Oostsluis in gebruik werd gesteld. Vanuit Nederland leidde de scheepvaartroute van de haven van Antwerpen via de Kreekrak, gelegen tussen het eiland Zuid-Beveland en het vaste land van de provincie Noord-Brabant bij Bergen op Zoom. Deze vaarweg begon te verzanden. In het traktaat van 19 april 1839 werd in Londen in verband met de scheiding tussen Nederland en België in artikel 9 bepaald: "Indien natuurlijke gebeurtenissen of werken van kunst de in het tegenwoordig artikel aangewezene wegen voor de scheepvaart voor het vervolg onbruikbaar mogten maken, zal de Nederlandsche regering aan de Belgische scheepvaart, andere zoodanige wegen, die even veilig en even goed en gemakkelijk zijn, aanwijzen". De aanleg van spoorlijnen en de exploitatie daarvan begon in Nederland inmiddels ook van de grond te komen. In 1846 ontving de Middelburgse aannemer D. Dronkers de concessie voor de aanleg van een Zeeuwsche-Duitsche Spoorweg (de lijn Vlissingen-Helmond). Door de Kreekrak zou een 600 meter lange spoordam worden aangelegd met een beweegbaar gedeelte voor het scheepvaartverkeer naar/van Antwerpen. Deze concessie werd in 1849 ingetrokken. Aannemer Dronkers kreeg toen de concessie voor het graven van het Kanaal door Zuid-Beveland tussen 99

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1995 | | pagina 101