ONDERWIJS EN ONDERWIJZERS IN KAPELLE VAN DE FRANSE TIJD TOT 1859 Op 2 februari deelt de predikant mee geen bericht van de koster te hebben ontvangen. De vergadering concludeert hieruit dat hij zich dus aan de richtlijnen moet houden en besluit nauwkeurig toe te zien "dat zij worde opgevolgd en nageleefd". Zonder enige twijfel zijn de verhoudingen gespannen gebleven. Bijna twee jaar later, op 28 oktober 1850, wordt in een gecombineerde vergadering van de kerkenraad, kerkmeesters en notabelen koster Sluijters binnen geroepen. Hij wordt dan verzocht om de in 1847 aan hem ter hand gestelde instructie te ondertekenen. "Aan dit verzoek is, na eenig over en weder spreeken, nog staande deze vergadering voldaan".(68) De jaren na 1847. Als de opgelegde schorsing voorbij is, moet de draad weer worden opgepakt. Hoe werkt zoiets vragen wij ons af. Als wij trachten een beeld van de situatie te vormen, is het moeilijk in te schatten in hoeverre deze ervaring meester Sluijters wezenlijk heeft veranderd. Zijn handelwijze gedurende de resterende jaren van zijn loopbaan heeft er niet toe geleid dat zijn akte van toelating definitief werd ingetrokken. Toch kan het nauwelijks anders of ook in die tijd had een schorsing een stigmatiserende werking; naar de schooljeugd, de ouders, de collega's, de uitgevers van zijn lesboeken. Als op 14 maart 1848 de schoolopziener op bezoek komt, is het lokaal "vrijwel in orde; de lezenaars des onderwijzers weer slordig". Het geheel is matig. De volgende jaren is de teneur van de aantekeningen van de schoolopziener minder negatief dan het eerder geweest is. Regelmatig is er een hulponderwijzer in dienst, meestal voor korte tijd. Geleidelijk aan richt meester Sluijters zich echter, wat betreft enerzijds de opleiding van aankomende onderwijskrachten, anderzijds het profijt hiervan als ontlasting voor zichzelf in de school, op zijn eigen kinderen. In de eerste plaats is er zijn zoon Johan Adam (geboren 29 juli 1834), reeds jong als kwekeling opgevoed en ongetwijfeld vaders oogappel. Hij is bestemd om het ver te brengen in het onderwijs. In 1852 is Johan Adam enige tijd op een kostschool te Breukelen, waarschijnlijk voor een aanvulling op zijn opleiding.(69) Verder zijn twee oudste dochters, Elizabeth Hendrika (geboren 15 februari 1827) en Magdalena (geboren 19 november 1830). Met zijn vieren werken ze in de school. De schoolopziener is positief. Op 15 september 1851 schrijft hij: "Er was orde en bezigheid. Sluijters wil zijne dochters laten examineren". Een overzicht van de eigendommen van de gemeente Kapelle van januari 1853 verschaft ons informatie over de "zich in de school bevindende schoolmeubelen, voor het onderwijs bestemd: 5 schrijftafels voor de derde klasse, 5 schrijftafels voor de tweede klasse, 6 tafels voor de eerste klasse, 3 zwarte borden. 2 P.J. Prinsen. 1777-1854 83

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1997 | | pagina 101