VAGEBONDEN AAN DE ZELFKANT
VAGEBONDEN VAN DE ZELFKANT
door L.J. Moerland en W.P. den Toom.
GRIJPGRAGE JAN.
Op de twaalfde januari 1547 legt Adriaane Boente getuigenis af tegen Jan Mateeusen van
Kloetinge. Wat is haar overkomen? Op Drie Koningenavond zit Jan Mateeusen in
gezelschap bij haar thuis te drinken. Blijkbaar heeft hij nogal veel op, want hij waagt een
poging haar, zoals zij zegf'van onder op te tasten". In normaal Nederlands gezegd, hij wil
haar tussen de benen grijpen. Adriaane is hier niet van gediend en ze belet het hem door
hem in zijn arm te bijten. Daarna weet ze zich uit de voeten te maken en vlucht naar een
andere kamer. Wanneer ze daar net is, hoort ze een afzichtelijk gekrijs van haar dienstmeid.
Ze rept zich zo snel mogelijk naar de kamer waar het geschreeuw vandaan komt. Daar
vindt ze haar dienstmeisje, die haar vertelt, dat Jan met behulp van een andere man haar
onheus bejegend heeft. Terwijl de man haar handen vasthoudt, heeft Jan "haar van onderen
oppe tast". Jan is dan nog steeds in de kamer aanwezig, maar in plaats van berouw te tonen,
begint hij nu ruzie te maken met Adriaane. Hij bijt haar toe, dat hij haar wel honderd keer
gebruikt heeft. In de tussen tijd is het gezelschap in de kamer steeds groter geworden.
Adriaane schaamt zich voor wat Jan allemaal zegt en ontkent in heftige toonaard deze
beschuldiging. Daarna loopt ze weg.
De volgende dag komt ze Jan Mateeusen opnieuw tegen en hij dreigt haar weer, nu met de
volgende woorden:" Jij hoer, als ik wist dat jij geen kind droeg, dan zou ik je de keel
afsnijden". Daarna slaat hij haar met de vuist op het hoofd. Dit heeft een geweldige
zwelling op het hoofd van Adriaane tot gevolg. Dit alles komt, doordat Adriaane, volgens
Jan, hem van allerlei ongerechtigheden heeft beschuldigd. Hij kan er echter zelf ook wat
van. Hij beschuldigt Adriaane ervan zijn broer te betalen met gestolen geld. Hoe de zaak
verder afloopt wordt in de akte niet vermeld.
(RAZE, 1571, Fol. 239 verso)
GEWORSTEL IN BED
Het is 11 december 1559 dat Grete Jasper getuigt tegen Jan Marcuszoon van
Scrabbekerke. Ongeveer een maand geleden is zij met een zekere Neele - de achternaam
wordt niet genoemd - naar het huis van Jan de Naier in 's-Gravenpolder gegaan. Hier
bevindt zich ook Jan Marcuszoon. Uit de tekst blijkt dat het een genoeglijke avond wordt
en het duurt zelfs tot in de kleine uurtjes. Het gezelschap besluit dan maar in
's-Gravenpolder te blijven slapen.
Neele kruipt daarop naakt met Grete, die haar kleren nog aan heeft in het ene bed en Jan
Marcuszoon, ook met zijn kleren aan in het andere bed. Na verloop van tijd wordt Jan
wakker, omdat hij aandrang heeft. Hij gaat op zoek naar een pot om zijn behoefte in te
doen. Wanneer hij daarmee klaar is, hoort Grete hem zeggen, dat hij "groote koude" heeft.
Daarop roept Neeltje hem toe, dat hij dan maar tussen haar en Grete moet komen liggen.
31