L.J. MOERLAND en W.P. DEN TOOM
luitenant en daar ondergebracht zonder dat de baljuw hier iets vanaf weet. Een van de
agenten, die ook in het huis aanwezig is, wordt zelfs weggestuurd. De luitenant heeft de
gestolen goederen in beslag genomen en een gedeelte van het zilverwerk teruggegeven aan
de bestolene. De gevangenen worden door hem nog diezelfde avond uit hun detentie
ontslagen. Pas daarna brengt hij het stadsbestuur van het gebeurde op de hoogte en
verklaart dat het een zaak van weinig betekenis is geweest. Ook vraagt hij permissie om
de gevangenen vrij te laten, dit is natuurlijk een wassen neus, want hij heeft dit drie dagen
geleden al gedaan.
De baljuw heeft Cornelis al enige keren gevraagd aan hem te rapporteren wat er van de
gevangenen bekend is. Deze weigert dit keer op keer en hij heeft zelfs de baljuw voor zijn
huis in het bijzijn van verschillende mensen toegevoegd, dat hij niet verplicht was hem te
informeren, aangezien hij niet onder zijn bevel staat. Verder zegt hij. dat hij niets met hem
te maken heeft. In het bijzijn van de burgemeesters presteert hij het dan nog om de baljuw
beledigend en brutaal te bejegenen. Hij trekt zelfs de kwaliteit van de baljuw in twijfel,
omdat deze hem dreigde te laten gevangen zetten, als hij met deze praktijken doorgaat. Hij
zegt ook nog dat de baljuw en zijn dienaars toch niet in staat zijn om hem gevangen te
nemen. De baljuw wordt hierop woedend en probeert de luitenant te grijpen. Deze
verdwijnt uit de Vierschaar naar de Grote Markt. Hij wil meer ruimte hebben zegt hij. Op
de markt gekomen daagt hij ten aanhore van heel veel mensen de baljuw uit. De baljuw
neemt dit niet en eist dat Cornelis Carstaanje uit zijn ambt wordt ontslagen, omdat niet
alleen zijn persoon in het geding is, maar ook de grafelijk rechten die hem door de Staten
zijn toevertrouwd. Hij eist dat de luitenant uit zijn ambt wordt ontslagen en ongeschikt
wordt verklaard het officiersschap nog langer te mogen uitoefenen.
Luitenant Cornelis Cartstaanje is nu helemaal over de rooie en daagt de baljuw in het
bijzijn van de burgemeester uit om met hem buiten de poort naar een wei te gaan. Daar zal
hij de baljuw met zijn beide dienaren wel eens even de sloot in jagen. Natuurlijk komt er
een rechtszaak van, maar er breekt een half jaar lang een juridisch gehakketak uit over het
wel of niet verplaatsen van deze zaak van de criminele rol naar de civiele rol. Op het laatst
wordt dit dan ook gedaan. Hoe de zaak verder afgelopen is en of Cornelis nog als luitenant
is ontslagen wordt echter niet vermeld.
(RAZE, 1575, fol. 7v-9r)
DE SMOKKELENDE BOERENKNECHT.
Uit het volgende verhaal, dat zich afspeelt in 1774, blijkt dat smokkelen vroeger ook nog
wel eens voorkwam. Jan Hoonaard is net in de West Kraayert bezig met het verkopen van
75 pond tabak als hij door dienaren van de extaordinaire compagnie wordt betrapt. Hij
heeft deze tabak gesmokkeld uit Ossenisse en het Hulster Ambacht in Zeeuwsch-
Vlaanderen. Deze tabak heeft hij nooit aangegeven bij de pachter of collecteur, zodat hij
er geen impost(belasting) over heeft betaald.
Jan wordt naar Goes opgebracht en daar verhoord. Hieruit blijkt dat hij vier of vijf weken
geleden ook al honderd pond tabak heeft binnengesmokkeld en onder Heinkenszand en in
de Kraayert verkocht. Hij is er wel van op de hoogte dat hij hiermee handelt tegen de
plakkaten. Er komt dan ook een rechtszaak van en de baljuw eist achtereenvolgens, boetes
34